Leviticus 26:18

27) zo gij Mij

Dat is, wanneer Ik zover met mijne straffen zal voortgegaan zijn, en gij door dezelve nog tot mijne gehoorzaamheid niet zult bewogen worden.

28) zevenvoudig

Zie boven, Lev. 26:8.

Le 26.8

1 Samuel 2:5

14) hebben zich verhuurd

Dat is, zij zijn zo arm geworden, dat zij zich hebben moeten verhuren, opdat zij den kost krijgen mochten.

15) hongerig waren,

Vergelijk Job 18:12.

Job 18.12

16) zijn het niet meer;

Hebreeuws, hebben opgehouden; te weten, te zijn, of hongerig te zijn.

17) zeven heeft gebaard,

Dat is, velen gelijk Ruth 4:15; zie onder, 1 Sam. 2:21.

Ru 4.15 1Sa 2.21

18) krachteloos is geworden.

Te weten, om kinderen te ontvangen en te baren.

Proverbs 24:16

37) zevenmaal

Dat is, dikwijls; een zeker getal voor een onzeker; zie Lev. 26:8.

Le 26.8

38) vallen,

Te weten, in ellenden en zwarigheden. Alzo in Spreuk. 24:17, idem Ps. 37:24; of ook in zonden en gebreken, in welke de vromen ook worden gezegd te vallen; 1 Cor. 10:12.

Pr 24.17 Ps 37.24 1Co 10.12

39) opstaan;

Dat is, daaruit verlost en opgeholpen worden, te weten door Gods genadigen bijstand, Job 5:19; Ps. 34:20.

Job 5.19 Ps 34.19

40) kwaad

Te weten, der straf en der tegenheid; dat is, zullen daarin zo gestort worden, dat zij niet weder zullen kunnen opstaan.

Proverbs 26:25

48) hij met zijn stem

Te weten de hater, van wien in Spreuk. 26:24 gesproken is.

Pr 26.24

49) zeven

Dat is, vele, gelijk boven Spreuk. 26:16 en Spreuk. 24:16. Zie boven Spreuk. 6:31.

Pr 26.16 24.16 6.31

50) gruwelen

Dat is, gruwelijke gedachten en praktijken om kwaad te doen.

Copyright information for DutKant