Leviticus 26:19

29) de hovaardigheid

Dat is, de sterke, waarover gij hovaardig zijt.

30) als ijzer maken,

Dat is, droog, zonder regen te geven.

31) als koper.

Dat is, hard en onvruchtbaar.

Deuteronomy 11:14-15

16) Zo zal Ik den regen

Hier voert Mozes God zelven in, aldus sprekende.

17) lands geven te Zijner tijd,

Dat is, uw land vereisen zal.

18) vroegen regen

Dien God gaf, nadat het land bebouwd en bezaaid was, om het zaad uit de aarde te doen opschieten.

19) spaden regen,

Die kort v¢¢r den oogst viel, om de vruchten zwaar en rijp te maken. Zie Jer. 5:24; Hos. 6:3; Jo‰l. 2:23; Jak. 5:7.

Jer 5.24 Ho 6.3 Joe 2.23 Jas 5.7

Job 12:14

30) breekt af,

Te weten, huizen, paleizen, sterkten, steden, enz.

31) besluit

Versta dit in het algemeen van gevangenissen, belegeringen en allerhande plagen, waarin men zo vast besloten ligt, dat men geen opening of uitkomst ziet om daaruit te geraken. Vergelijk Jes. 22:22; Openb. 3:7.

Isa 22.22 Re 3.7

Amos 4:7

25) regen van ulieden geweerd,

Dien de Heere placht te geven tegen den oogst, om het koren zwaar en rijp te maken. Zie Joel 2:23.

Joe 2.23

Haggai 1:10

22) dat er geen dauw is,

Versta hierbij, ook geen regen ter bekwamer en gewoner tijd. Dit is wat God dreigt, Lev. 26:19; Deut. 28:23,24,38; Amos 4:7.

Le 26.19 De 28.23,24,38 Am 4.7
Copyright information for DutKant