Leviticus 26:29

Deuteronomy 28:53

2 Kings 6:29

Lamentations 2:20

113) aan wien Gij alzo gedaan hebt;

Te weten, niet aan de heidenen, maar aan uw eerstgeboren zoon, Exod. 4:22, aan uw uitverkoren volk van Isra‰l; Exod. 19:6; Deut. 4:7, en Deut. 7:6.

Ex 4.22 19.6 De 4.7 7.6

114) haar vrucht eten,

Dat is, hare kinderen, de vrucht van haar buik. De profeet beklaagt hier de wreedheid, die onder Gods volk gebeurde; vergelijk onder Klaagl. 4:10.

La 4.10

115) die men op de handen draagt?

Alzo ook onder Klaagl. 2:22. Anders: die aan de palm geleid worden. Men leest twee malen dat de moeders in het Joodse land hare kinderen gegeten hebben, te weten, in de belegering van Samaria, 2 Kon. 6:26, en in de belegering van Jeruzalem door Vespasianus en Titus Josefus.

La 2.22 2Ki 6.26

116) in het heiligdom des Heeren gedood worden?

Dat is, in den tempel, in die plaats, Heere, die Gij zelf tot een heilig gebruik verordineerd hebt.

Lamentations 2:22

120) mijn verschrikkingen

Dat is, al hetgeen mij mocht verschrikken.

121) [tot] een dag

Zie boven Klaagl. 1:15.

La 1.15
Copyright information for DutKant