Leviticus 26:4

5) uw regens geven op hun tijd;

Die gij nodig hebt, te weten den vroegen en den spaden regen.

Leviticus 26:13

21) disselbomen van uw juk

De disselboom aan een wagen is het middenhout, waaraan de paarden samen vastgemaakt zijn; of versta, de banden en zelen, waarmede zij aan den disselboom vastgemaakt en gebonden worden. Hierbij wordt vergeleken de dienstbaarheid, die de Isra‰lieten als een juk in Egypte moesten dragen. Zie deze en gelijke manier van spreken, Jer. 27:2,8, en Jer. 28:2,13,14; idem Nah. 1:13.

Jer 27.2,8 28.2,13,14 Na 1.13

22) rechtop staan.

Hebreeuws, [met] oprichting; dat is, met opgerichten halze, komende uit een gerust, welverzekerd en mannelijk gemoed.

Deuteronomy 28:3

Copyright information for DutKant