Leviticus 27:28-29

35) verbannen is,

Zie boven, Lev. 27:21.

Le 27.21

36) al wat verbannen is,

Hebreeuws, alle verbanning.

37) heiligheid der heiligheden zijn.

Zie boven, Lev. 2:3.

Le 2.3
38) het zal zekerlijk

Versta dit van mensen, die vijanden Gods en van zijn volk zijn, en welke inzonderheid de Heere geboden heeft te verderven en uit te roeien; dezen mocht men niet lossen, noch laten leven. Zie Num. 21:2,3; Joz. 6:17,18; 1 Sam. 15:3. Men kan dit ook verstaan niet van mensen, maar van beesten, die door de mensen verbannen zouden worden.

Nu 21.2,3 Jos 6.17,18 1Sa 15.3

Joshua 6:17

10) Doch deze stad

Zie Deut. 2:34.

De 2.34

11) wij uitgezonden hadden,

Te weten, ik en de oversten, zonder kennis des volks, boven, Joz. 2:1,4,6.

Jos 2.1,4,6

12) verborgen heeft.

Sommigen: wel, of, naarstiglijk verborgen heeft.

Joshua 6:19

14) heilig zijn;

Hebreeuws, heiligheid.

Joshua 6:21

16) zij verbanden alles,

Dat is, zij vernielden alles, gelijk men de verbannen dingen pleegt te doen. Zie Deut. 2:34.

De 2.34

17) de scherpte des zwaards.

Hebreeuws, den mond.

Joshua 6:24

20) huis des HEEREN.

Dat is, des tabernakels. Zie boven, Joz. 6:19, en Num. 31:54.

Jos 6.19 Nu 31.54
Copyright information for DutKant