Leviticus 27:30
39) tienden des lands, Er waren vierderlei tienden: I. De ordinaire jaarlijkse tienden der Levieten. Van dezen wordt hier gesproken, idem Num. 18:21, enz.; Deut. 14:22, enz, en Deut. 26:12, enz.; 2 Kron. 31:5; Neh. 10:37; Hebr. 7:8,9; Nu 18.21 De 14.22 26.12 2Ch 31.5 Ne 10.37 Heb 7.8,9 II. De tienden, die de Levieten van deze tienden moesten geven aan den hogepriester, Num. 18:26, enz. Nu 18.26 III. De jaarlijkse tienden, waarvan de Isralieten met hun huisgezinnen en de Levieten moesten vrolijk zijn voor den Heere; Deut. 12:17,18, en Deut. 14:22,23; De 12.17,18 14.22,23 IV. De driejarige tienden voor de Levieten, armen, weduwen, wezen en vreemdelingen; Deut. 14:28, en Deut. 26:12. De 14.28 26.12
Copyright information for
DutKant