Leviticus 27:32

41) wat onder de roede zal doorgaan,

Dit ziet op de manier van de tienden uit te lezen onder het vee, toen ten tijde gebruikelijk; de beesten gingen uit den stal, het ene voor, het andere na; de vertiender roerde het tiende beest aan in het tellen, met zijn staf of roede, en dit nam hij tot zich om den HEERE toe te heiligen. Zie ook Jer. 33:13.

Jer 33.13

Ezekiel 20:37

86) onder de roede doen doorgaan,

Dat is, van de andere afzonderen, en mij tot een heilig volk toe‰igenen; zie van deze manier van spreken Lev. 27:32; idem Jer. 33:13.

Le 27.32 Jer 33.13

87) u brengen

Te weten die Ik afgezonderd heb.

88) onder den band des verbonds.

Dat is, tot de gehoorzaamheid, die gij mij schuldig zijt uit kracht van het verbond, dat Ik met u gemaakt heb.

Micah 7:14

71) Gij [dan,]

Hier spreekt de kerk [verheugd zijnde in den geest] den Messias, den oppersten Herder der kerk, Jezus Christus, aan alsof zij Hem zag staan weiden en zijn herdersambt verrichten; verg. Micha 5:3; dit dient tot verklaring en vervolg van Micha 7:11,12.

Mic 5.4 7.11,12

72) volk

Dat is, kerk, verstrooid op aarde en gehaat van de kinderen dezer wereld.

73) staf,

Dat is, Woord en Geest. Verg. Ps. 23:4.

Ps 23.4

74) kudde

De schaapskudde, waarbij de gelovigen hier en elders dikwijls worden vergeleken.

75) erfenis,

Zie Deut. 32:9, met de aantekening.

De 32.9

76) alleen woont,

Als een afgezonderd volk Gods, niet vermengd met de wereld, ketterijen en secten, [waarom zij ook dikwijls vervolgd en in eenzaamheid verdreven wordt] levende nochtans in zekerheid en vertrouwen tegen alle vijanden en de poorten der hel, onder bescherming van haren Herder; zie Num. 23:9; Deut. 33:28; Joh. 15:19; 1 Petr. 2:9; 1 Joh. 5:19, en verg. de manier van spreken met Jer. 49:31.

Nu 23.9 De 33.28 Joh 15.19 1Pe 2.9 1Jo 5.19 Jer 49.31

77) vruchtbaar land;

Hebr. Karmel. Zie Jer. 2:7, met de aantekening.

Jer 2.7

78) Basan en Gilead,

Overvloeiende van schone weiden. Zie Deut. 32:14; Ps. 22:13; Jer. 50:19, en van Gilead, Gen. 31:21; Jer. 22:6, met de aantekening.

De 32.14 Ps 22.12 Jer 50.19 Ge 31.21 Jer 22.6

Zechariah 11:7

32) Dies heb Ik

Of, dies zal Ik weiden. Het zijn de woorden van Christus.

33) deze slachtschapen geweid,

Zie Zach. 11:4.

Zec 11.4

34) dewijl zij ellendige schapen zijn;

Of, o gij ellendigste van de kudde, verstaande de vromen en godzaligen onder de Joden.

35) LIEFELIJKHEID,

Enigen houden het Hebr. woord Noham in den tekst, betekenende lieflijkheid aanwijzende dat de Heere vriendelijk en goedertieren met den armen zondaar is omgaande.

36) SAMENBINDERS;

Anderen houden het Hebr. woord Chobelim, of Hobelim; dat is, binders, of banden, samenbinders, de staf der samenbinders, betekenende dat Hij poogde Juda en Isra‰l tezamen te verbinden. Anderen zetten het over verdervers.

37) die schapen geweid.

Te weten, die slachtschapen.

Copyright information for DutKant