Leviticus 4:2

1) een ziel zal gezondigd hebben,

Dat is, een mens. Zie boven, Lev. 2:1, en zo dikwijls in het volgende.

Le 2.1

2) afdwaling

Dat is, door onwetendheid, wanneer iemand zich vergrijpt, niet wetende dat het zonde is wat hij doet, of door onvoorzichtigheid, haastigheid en onbedachtzaamheid in enige zonde valt, hetwelk hij na den daad eerst begint te bedenken.

3) enige

Hebreeuws, van alle; dat is, van een, of enige van alle geboden Gods, gelijk in het einde van Lev. 4:2 verklaard wordt.

Le 4.2

4) geboden des HEEREN,

Te weten, waardoor iets verboden wordt. Alzo 1 Kron. 2:43. En zo wordt gebieden voor verbieden, gebruikt; Deut. 2:37, en Deut. 4:23.

1Ch 2.43 De 2.37 4.23

5) dat niet zou gedaan worden,

Alzo onder, Lev. 4:13,22. Zie Gen. 20:9.

Le 4.13,22 Ge 20.9

6) hebben;

Versta hierbij, dat men dan de offeranden zal doen, die in het volgende bevolen worden.

Copyright information for DutKant