Leviticus 6:12

18) daar

Te weten, op het altaar.

19) elken morgen hout aansteken,

Hebreeuws, in den morgen, in den morgen. Zie Gen. 39:10.

Ge 39.10

Leviticus 9:24

31) van het aangezicht des HEEREN,

Dat is, van het heilige der heiligen, genoemd met den gehelen tabernakel Gods huis; 1 Sam. 3:15; 1 Kron. 6:31,32, waar de ark des verbonds was, een teken van Gods tegenwoordigheid; of versta dit van den hemel, die de woning des Heeren genoemd werd; Deut. 26:15; 2 Kron. 30:27; Jes. 63:15, vanwaar ten tijde van Elias het vuur over zijne offerande gevallen is; 1 Kon. 18:38.

1Sa 3.15 1Ch 6.31,32 De 26.15 2Ch 30.27 Isa 63.15 1Ki 18.38

32) zo juichten zij,

Dat is, zij hebben een vreugdegeschrei, of vrolijk geroep gemaakt.

33) vielen op hun aangezichten.

Tot een teken van ootmoedigen eerbied. Zie Gen. 17:3.

Ge 17.3
Copyright information for DutKant