Leviticus 7:19-21

28) het vlees,

Van het dankoffer, zie Lev. 7:18,20.

Le 7.18,20

29) aangaande het [andere] vlees,

Te weten, wat nog overgebleven is en niets onreins aangeroerd heeft.

30) een ieder, die rein is,

Te weten, van de priesters en van degenen, die de offerande brengen om geofferd te worden.

31) onreinigheid aan haar is,

Versta, ceremoni‰ele onreinheid, waarvan de mens zich nog niet zal gereinigd hebben, gelijk hier Lev. 21: en Lev. 22: geboden wordt.

32) uit haar volken uitgeroeid worden.

Zie Gen. 17:14.

Ge 17.14
33) verfoeisel,

Dat is, enig ding wat voor onrein verklaard, en daarom verfoeilijk en te schuwen is.

Leviticus 11:24

23) aan deze

Te weten aan de navolgende dingen, welke verhaald worden van hier af tot en met Lev. 11:43.

Le 11.43

24) verontreinigd worden;

Te weten, met het aanroeren daarvan.

25) zal onrein zijn

Dat is, hij zal vanwege zijn ceremoni‰ele onreinheid niet mogen verkeren met de mensen, veel minder in den voorhof des Heeren verschijnen, of van het geofferde eten, dan na den avond.

Leviticus 15:16

14) zal uitgegaan zijn,

Te weten, in den slaap. Want dit is een andere soort van onreinheid dan de voorgemelde, die uit lichamelijke zwakheid veroorzaakt werd.

Copyright information for DutKant