Leviticus 7:37

50) vuloffers en des dankoffers;

Of, des wijoffers. Hebreeuws, der vervullingen; want den priesters, toen zij in hun ambt gesteld werden, zijn de handen met offeranden gevuld geweest. Of, met die offerande werd hunne bevestiging in het priesterlijke ambt vervuld. Zie Exod. 28:41, en Exod. 29:9, en Exod. 32:29, onder, Lev. 8:33; 1 Kon. 13:33; Ezech. 43:26.

Ex 28.41 29.9 32.29 Le 8.33 1Ki 13.33 Eze 43.26

Leviticus 8:22-35

26) des vuloffers,

Hebreeuws, der vervullingen; dat is, met welke ramsofferande zij in hun priesterambt bevestigd werden. Zie boven, Lev. 7:37.

Le 7.37
27) lapje van A„rons rechteroor,

Versta, het tedere en weke van het onderste deel van het oor, anders genoemd het oorlapje, of oortipje.

28) dat bloed rondom op het altaar.

Te weten, het andere of overige bloed; alzo boven, Lev. 8:15.

Le 8.15
29) voor het aangezicht

Zie boven, Lev. 1:3.

Le 1.3

30) een geolieden broodkoek,

Hebreeuws, een koek van het brood der olie.

31) handen van A„ron,

Hebreeuws, palmen; en zo in het volgende.

32) beweegoffer,

Zie boven, Lev. 7:30.

Le 7.30
33) vulofferen

Hebreeuws, vervullingen; en zo in het volgende. Zie boven, Lev. 7:37.

Le 7.37
34) dele van den ram des vuloffers,

Welverstaande ten aanzien van dien tijd, toen het priesterschap eerst ingesteld werd en Mozes het ambt van een extraordinair priester bediende. Want daarna heeft hij dat niet meer gedaan, zich houdende bij de bediening van het politieke en profetische ambt, en zijne kinderen onder de gemene Levieten stellende.

35) hij heiligde Aaron,

Zie boven, Lev. 8:10.

Le 8.10
36) dat eten.

Te weten, het overige van het vlees en brood, dat in den korf is.

37) uw handen vullen.

Dat is, door zekere ceremoni‰n in uw priesterambt bevestigen. Zie boven, Lev. 7:37.

Le 7.37
38) wacht des HEEREN waarnemen,

Of, deze ordinantie des Heeren onderhouden. Versta, den schuldigen plicht der priesters in het waarnemen en onderhouden van al wat hun in den tabernakel te doen bevolen was, en bijzonder wat deze hunne wijding aanging. Vergelijk Num. 3:7,8, en Num. 9:19; 2 Kon. 11:5.

Nu 3.7,8 9.19 2Ki 11.5

39) opdat gij niet sterft;

Gelijk Nadab en Abihu naderhand wedervaren is, toen zij, tegen de ordinantie, vreemd vuur den Heere geofferd hebben.

Copyright information for DutKant