Luke 21:36

41) al deze dingen,

Dat is, al deze straffen en ellenden.

42) staan voor den Zoon des mensen.

Dat is, bestaan, en met vrijmoedigheid voor Hem verschijnen.

2 Thessalonians 1:5

7) Een

Dat is, hetwelk een bewijs is, dat Gods rechtvaardig oordeel eens over de wereld zal komen, daar de vromen hier moeten lijden, en de goddelozen de overhand hebben. Zie ook Filipp. 1:28.

Php 1.28

8) waardig

Of, waardig gemaakt; namelijk van God uit genade, gelijk 2 Thess. 1:11 wordt verklaard, en hiervoor Col. 1:12. Niet omdat de verdraagzaamheid der vervolgingen zulks in zichzelf waardig is, of verdient want dit ontkent de apostel uitdrukkelijk, Rom. 8:18; maar omdat God Zijn kinderen in Christus dit koninkrijk genadig waardig acht of maakt, als die in het lijden van Christus gelijk gemaakt worden, opdat zij ook daarna in Zijne heerlijkheid Hem gelijk mogen worden; Rom. 8:17; 2 Tim. 2:12; Openb. 3:21.

2Th 1.11 Col 1.12 Ro 8.18,17 2Ti 2.12 Re 3.21

2 Thessalonians 1:11

20) waardig

Of, waardig maken. Zie 2 Thess. 1:5.

2Th 1.5

21) der roeping

Dat is, der heerlijkheid, waartoe gij geroepen zijt; want zij waren tevoren al krachtig tot het geloof geroepen en gebracht.

22) het welbehagen

Dat is, al hetgeen Hij naar Zijn welbehagen en goedheid over u heeft besloten. Zie Matth. 25:34, enz.; Luk. 12:32.

Mt 25.34 Lu 12.32

23) het werk

Dat is, het geloof, dat Hij in u gewrocht heeft; Filipp. 1:6; 1 Thess. 1:3.

Php 1.6 1Th 1.3

24) met

Dat is, krachtig, of door Zijne kracht.

Copyright information for DutKant