Luke 8:31

36) zij baden Hem,

Of, hij bad, gelijk Mark. 5:10.

Mr 5.10

37) afgrond heen te varen.

Dat is, ene diepte zonder grond, Gen. 7:11. Zo wordt ook genaamd de hel, of plaats waar de onreine geesten en goddeloze mensen in de eeuwigheid zullen gepijnigd worden. Zie Openb. 9:1,2.

Ge 7.11 Re 9.1,2

2 Thessalonians 2:9-11

35) wiens

Namelijk antichrist, waarvan hij in het begin van het voorgaande 2 Thess. 2:8 had gesproken.

2Th 2.8

36) des satans

Dat is, met zodanige werking als de Satan pleegt te gebruiken om de mensen te verleiden, welke werking in de volgende verzen wordt verklaard.

37) in

Dat is, kracht van tekenen, of wonderen, die de Satan zal te voorschijn brengen, om de heerschappij en valse leer van den antichrist te bevestigen. Zie Matth. 24:24; Openb. 13:13, enz.

Mt 24.24 Re 13.13

38) wonderen

Dat is, die ten dele verzonnen zullen zijn, ten dele van den Satan te weeg gebracht, om zijn dienaars in aanzien, en de arme verblinde mensen in hunnen valse voorgevingen en bijgelovigheden te houden.

39) alle

Dat is, allerlei. Want de Satam heeft ene bepaalde macht.

40) verleiding

Dat is, tot ongerechtige en valse leer, gelijk het woord waarheid uitwijst, dat daartegen gesteld wordt, en gelijk hierna 2 Thess. 2:12.

2Th 2.12

41) daarvoor

Dat is, in vergelding dat zij, enz., hetwelk het Griekse woord medebrengt. Het is dan ene rechtvaardige straf Gods over de verkeerdheid en ondankbaarheid van zulke mensen, gelijk in het volgende 2 Thess. 2:11 nader uitgedrukt wordt.

2Th 2.11

42) de liefde

Dat is, de waarheid niet lief gehad hebben, en dientengevolgen ook niet geloofd en behouden. Zie dergelijke straf van God over de heidenen, die de natuurlijke kennis Gods niet hebben behouden; Rom. 1:28.

Ro 1.28
43) God

Dat is, God zal den Satan den toom over hen los laten, om zijn kracht van verleiding tegen hen te gebruiken, en zal Zijne genade, die hen nog wederhield, voortaan inhouden, en hen alzo aan hunne eigen begeerten overgeven waardoor zij krachtiglijk tot dwaling zullen gebracht worden. Zie dergelijke oordelen Gods over de ondankbare mensen, Deut. 28:28; 2 Kron. 18:22; Job 12:17; Jes. 19:14; Rom. 1:24, en Rom. 11:8; 2 Cor. 4:3, 2 Cor. 4:4, enz.

De 28.28 2Ch 18.22 Job 12.17 Isa 19.14 Ro 1.24 11.8 2Co 4.3,4

44) leugen

Dat is, verzonnen en valse leer.

Revelation of John 9:4-5

6) dat zij het gras der aarde niet

Dat is, de ware gelovigen, die op den akker des Heeren groeien en groenen; Ps. 1:3, en Ps. 92:13. Dit wordt gezegd om te tonen, dat hier van geen eigenlijk genoemde sprinkhanen wordt gesproken, maar van geveinsde en schadelijke mensen, gelijk hun volgende beschrijving ook aantoont.

Ps 1.3 92.12

7) die het zegel Gods aan hun voorhoofden

Zie van dit zegel Gods hiervoor Openb. 7:3,4.

Re 7.3,4
8) gepijnigd worden

Namelijk in hun geweten, door de onzekerheid hunner zaligheid, door onzekerheid van de genoegzaamheid hunner verdiensten, door vrees van vagevuur en dergelijke, daar degenen die door het zegel van Gods Geest getekend zijn, vrij van zijn, gelijk Paulus getuigt Rom. 5:1,2, en Rom. 8:1.

Ro 5.1,2 8.1

9) vijf maanden; en hun

Dat is, den tijd dat de sprinkhanen in het veld in hun kracht plegen te zijn, van het begin van de lente tot na den oogst, of den tijd van den gehelen zomer. Waarmede te kennen gegeven wordt, dat deze sprinkhanen niet terstond zullen geweerd worden of belet de mensen te kwellen, gelijk de sprinkhanen in de plaag van Egypte, Exod. 10:19; maar dat zij den gehelen tijd, dat zij in hun kracht zijn, en dien God gesteld heeft, zodanige eigenschap zullen behouden.

Ex 10.19

10) van een schorpioen,

Namelijk welker steek hoe langer hoe erger wordt, indien hij in het begin niet wordt gebeterd.

Copyright information for DutKant