‏ Matthew 1

1) boek des geslachts

Dit is geslachtregister, of boom der voorouders van Christus. Het is een Hebreeuwse wijze van spreken. Gen. 5. 1.

Ge 5.1

2) den zoon van David en Abraham

Deze twee, David en Abraham, worden hier vooraan gesteld, en Christus wordt bijzonder hun beider zoon genaamd, omdat dezen beiden bijzondere beloften waren gedaan, dat Hij uit hun zaad zou geboren worden. Gen. 22. 18; 2 Sam. 7. 12; Ps. 89. 30 en Ps. 132. 11. Waarom ook Mattheus dit geslachtsregister eerst van Abraham heeft willen beginnen, gelijk hij ook, Matth. 1:6, David bijzonder een koning noemt, omdat David de eerste koning uit den stam van Juda is geweest en een duidelijk voorbeeld van Christus' eeuwig koninkrijk. Luk. 1. 32.

Ge 22.18 2Sa 7.12 Ps 89.29 132.11 Mt 1.6 Lu 1.32
3) gewon

De andere overzetting heeft: gegenereerd, hetwelk, daar het een Latijns woord is, beter geacht is te behouden het woord gewinnen, hetwelk meest alle oude Nederduitse overzettingen hier gebruiken.

4) bij Thamar

Gr. uit. Deze vrouw, alsook hierna Rachab en Ruth, Matth. 1;5, en Bathseba, Matth. 1:6, worden van den evangelist hier vermeld, omdat de Schriftuur van haar iets zegt, dienende tot den staat der vernedering van Christus, en ook omdat enige harer van heidense afkomst zijn geweest; opdat daarmede aangewezen zou worden dat ook grote zondaren, en de heidenen zelf, deel zouden hebben aan de vruchten der geboorte van Christus.

Mt 1.6
5) Aram

Deze Aram wordt Ram genaamd Ruth 4:19.

Ru 4.19
6) Salomo

Lukas stelt in plaats van Salomo en zijne nakomelingen Nathan, een anderen zoon van David, met zijne nakomelingen. De reden van deze verscheidenheid zie: Luk. 3. 31.

Lu 3.31

7) degene

Namelijk Bathseba; bij welke David Salomo gewon, toen zij na de dood van haren man Uria met hem getrouwd was. 2 Sam. 11:3,27 en 2 Sam. 12:24.

2Sa 11.3,27 12.24
8) Ozias;

Hier worden drie koningen overgeslagen en voorbijgegaan, namelijk Ochosias, Joas, en Amasias, om het getal van veertien niet te buiten te gaan, Matth. 1:17. Zie van dergelijke uitlatingen een voorbeeld Ezra 7:3, verg. met 1 Kron. 6:7, en wordt deze Ozias ook Azarias genaamd, 1 Kron. 3:12 Ezra 7:3; 1 Kon. 6:7 1 Kron. 3. 12

Mt 1.17 Ezr 7.3 1Ch 6.7 3.12 Ezr 7.3 1Ki 6.7 1Ch 3.12
9) Jechonias

Enigen voegen hier bij Jakim; en Jakim gewon Jechoniam, hetwelk met het register der koningen van Juda, 1 Kron. 3:16, enz. en met het getal van veertien alhier, Matth. 1:17, niet kwalijk schijnt overeen te komen. Dat alzo meest alle oude boeken en overzettingen dit bijvoegsel van Jakim niet hebben, zo wordt dit hier nagelaten; te meer omdat door Jechonias in het Matth. 1:11, verstaan kan worden de vader, die ook Joakim is genaamd, en door Jechonias in het Matth. 1:12, de zoon, die ook Joachin is genaamd, en aldus wordt hier het getal van veertien ook vervuld.

1Ch 3.16 Mt 1.17,11,12

10) omtrent de Babylonische overvoering

Of in, of ten tijde; dat is, tegen den tijd van de gevankelijke wegvoering der Joden naar Babyloni‰.

11) Salathi‰l

Velen menen dat dezen Salathi‰l niet is geweest een natuurlijke zoon van Jechonias, alzo bij Luk. 3:27 gezegd wordt te zijn een zoon van Neri, en het Jer. 22:30 schijnt dat Jechonias geen kinderen nagelaten heeft; maar dat hij zijn zoon genaamd zou worden omdat hij, als zijn naaste bloedverwant, hem in de regering van het Isra‰lietische volk opgevolgd is; gelijk 1 Kron. 3:16 Zedekias genaamd wordt een zoon van Jechonias, omdat hij hem ook in het rijk opgevolgd is, die nochtans 2 Kron. 24:17 zijn oom genaamd wordt; te meer omdat Luk. 3:27 gezegd wordt dat Salathi‰l afkomstig is geweest van het geslacht Nathan, bij hetwelk na de Babylonische gevangenis de regering des Joodsen volks is geweest, gelijk schijnt afgeleid te kunnen worden uit Zach. 12:12. Doch anderen menen dat deze Salathi‰l is geweest een natuurlijke zoon van Jechonias, en dat Salathi‰l, van wien Luk. 3:27, spreekt een andere Salathi‰l is geweest dan deze, alzo deze aldaar genaamd wordt een zoon van Neri. Zie de aantekening bij Ezra 3:2.

Lu 3.27 Jer 22.30 1Ch 3.16 2Ch 24.17 Lu 3.27 Zec 12.12 Lu 3.27 Ezr 3.2
12) Jozef

Dit geslachtsregister wordt gebracht op Jozef, omdat het bij de Hebre‰n niet gebruikelijk was de geslachtsregisters te brengen op de vrouwen; nochtans kan daaruit blijken dat Christus is uit het geslacht Davids, omdat het bij de Joden gebruikelijk was te trouwen, en Mattheus hierover Matth. 1:1, getuigt, dat hij hier het geslachtsregister van Jezus Christus verhaalt. Want dat Christus uit Juda en David afkomstig is, wordt doorgaans in de Heilige Schrift klaarlijk geleerd. Zie Luk. 1:32; Rom. 1:3; Hebr. 7:14.

Mt 1.1 Lu 1.32 Ro 1.3 Heb 7.14

13) gezegd

Dat is, die toegenaamd wordt. Zie van dezen naam Joh. 1:42.

Joh 1.41
14) veertien geslachten

De evangelist heeft ook maar veertien koningen en vorsten uitgedrukt, omdat van Abraham tot David maar veertien geslachten van voorvaders zijn geweest, waarom hij enige geslachten der koningen en vorsten heeft overgeslagen. Zie Matth. 1:8, en Luk. 3:24, enz.

Mt 1.8 Lu 3.24
15) eer zij samengekomen waren

Dat is, eer hij haar tot zich genomen had, gelijk blijkt uit Matth. 1:20.

Mt 1.20

16) zwanger

nders, bevrucht; echter het woord zwanger komt hier beter, alzo Christus eigenlijk geen vrucht des Heiligen Geestes, maar een vrucht des buiks van Maria; Luk. 1:42.

Lu 1.42

17) uit den Heiligen Geest

Dat is, door de werking des Heiligen Geestes, gelijk blijkt Luk. 1:35. Zo wordt het woordje uit ook elders genomen, gelijk Rom. 11:35, en 1 Joh. 5:1. Dit was Jozef toen nog niet bekend, maar wordt hem daarna door de engel geopenbaard, zie Matth. 1:20.

Lu 1.35 Ro 11.35 1Jo 5.1 Mt 1.20
18) openbaarlijk te schande maken

Het Griekse woord betekent zoveel als iemand tot een voorbeeld openlijk tentoonstellen en smaadheid aandoen.

19) te verlaten

Grieks: haar te ontbinden.

20) ontvangen is

Grieks: gegenereerd of geteeld is; voor welke woorden, alzo het ene Latijn is en het andere duister, beter geacht is het woord ontvangen te stellen. Van deze generatie en ontvangenis, zie Luk. 1:35,42.

Lu 1.35,42
21) zijn volk

Dat is, degenen, die Hem van den Vader gegeven waren om die te verlossen of behouden; Ps. 2:8; Jes. 8:18; Joh. 6:37, en Joh. 17:24; Hand. 18:10; Rom. 11:1,2

Ps 2.8 Isa 8.18 Joh 6.37 17.24 Ac 18.10 Ro 11.1,2
22) de maagd

De Hebreeuwse en Griekse teksten spreken hier van een bijzondere maagd.

23) gij zult

Anders zij zal, of zij zullen; dat is, men zal.

24) Emmanuel

Wordt alzo genaamd ten aanzien van zijn persoon en ambt, omdat Hij in ‚‚n persoon beiden waarachtig God en mens is, en ons met God verenigt.

24) bevolen had

Grieks: verordineerd had.

25) totdat

Hieruit kan men niet besluiten dat Jozef haar daarna zou hebben bekend; want deze manier van spreken dit altijd niet medebrengt. Zie 2 Sam. 6:23 en Matth. 28:20.

2Sa 6.23 Mt 28.20

26) eerstgeboren zoon gebaard had

Een eerstgeboren zoon is die de moeder eerst opent, Exod. 13:2, al is het dat er geen zonen of kinderen na geboren worden. Want als Exod. 11:5 gezegd wordt dat de eerstgeborenen van Egypte zouden gedood worden, zijn onder dezelven zonder twijfel ook de eniggeborenen te verstaan.

Ex 13.2 11.5
Copyright information for DutKant