Matthew 11:30

39) zacht,

Dat is, gemakkelijk of wel om te dragen.

40) is licht.

Wordt alzo genaamd, omdat Christus die door zijn verdiensten en door de kracht zijns Geestes licht maakt. Zie Rom. 8:26, en 1 Joh. 5:3,4; hetwelk gesteld wordt tegen het ondragelijk juk der wet, Hand. 15:10, en der menselijke inzettingen; Matth. 23:4.

Ro 8.26 1Jo 5.3,4 Ac 15.10 Mt 23.4

Romans 7:22

59) naar den inwendigen mens;

Hierdoor wordt niet verstaan de natuurlijke rede des mensen, die ook somwijlen wel strijdt voor de burgerlijke deugd; want de Schrift getuigt doorgaans dat de rede des natuurlijken mensen in geestelijke zaken blind en verkeerd is, dezelve voor dwaasheid houdt, 1 Cor. 2:14, vijandschap is tegen God, en der wet Gods niet wordt onderworpen, ja ook niet kan, Rom. 8:7; maar wordt verstaan van den mens, voorzoveel hij inwendig door Gods Geest verlicht en wedergeboren is, Rom. 2:29; 2 Cor. 4:16; Ef. 3:16, welke inwendige mens in de wet Gods, die geestelijk is, Rom. 7:14, zijn vermaak heeft; Ps. 1:2; Rom. 8:5.

1Co 2.14 Ro 8.7 2.29 2Co 4.16 Eph 3.16 Ro 7.14 Ps 1.2 Ro 8.5

1 John 1:8

34) zo verleiden wij

Namelijk van den rechten weg die tot de zaligheid leidt.

35) de waarheid is in ons niet.

Dat is, Gods Woord, hetwelk de waarheid genoemd wordt, Joh. 17:17, en doorgaans anders leert. Of zulke mening of inbeelding bestaat in onwaarheid.

Joh 17.17

1 John 2:1

1) kinderkens, ik

Dit woord gebruikt hij om zijn vriendelijkheid tegen hen te betonen, gelijk Christus, Joh. 13:33; en noemt de gelovigen met dezen naam, niet alleen omdat hij velen van hen door de prediking van het Evangelie gelijk als gebaard had, 1 Cor. 4:15; Filem.:10; maar ook om zijn hogen ouderdom.

Joh 13.33 1Co 4.15

2) opdat gij niet zondigt.

Dat is, niet opdat gij deze leer zoudt misbruiken om daarop te vrijer te zondigen.

3) En indien iemand

Of maar.

4) wij hebben een

Dat is, opdat gij zoudt weten, en u daarmede troosten, dat wij hebben, enz.

5) Voorspraak

Grieks paracleton; welke titel eigenlijk betekent een advocaat of voorspraak, die iemands zaak voorspreekt en uitvoert in gericht; en wordt hier Christus toegeschreven, omdat Hij bij den Vader voor ons bidt; Rom. 8:34.

Ro 8.34

6) bij den Vader,

Namelijk dien wij met onze zonden hebben vertoornd.

7) den Rechtvaardige;

Zo wordt Hij toegenaamd Jes. 53:11; Zach. 9:9; Hand. 7:52; omdat Hij zonder enige zonde is geweest. Zie 1 Joh. 3:5, en daarom bekwaam om onze voorspraak te wezen; Hebr. 7:26; en 1 Petr. 3:18.

Isa 53.11 Zec 9.9 Ac 7.52 1Jo 3.5 Heb 7.26 1Pe 3.18
Copyright information for DutKant