Matthew 12:4

3) het huis Gods

Dat is, de tabernakel, die toen ter tijd te Nob was. Zie 1 Sam. 21:6.

1Sa 21.6

4) toonbroden gegeten heeft,

Grieks, broden der voorlegging; Hebr. des aangezichts, namelijk des Heeren. Wat dit voor broden geweest zijn en wat men er mee deed, zie Lev. 24:5, enz.

Le 24.5

1 Corinthians 7:17

32) Doch gelijk

Dat is, een iegelijk zij tevreden en schikke zich naar de gaven en het beroep, dat hij van den Heere verkregen heeft, hetzij in den huwelijken staat of daarbuiten; hetwelk hij daarna ook tot andere beroepen der mensen uitstrekt, opdat door de Christenen, onder den naam van den Christelijken godsdienst, de staat der maatschappij niet worde beroerd of de gemeente worde hatelijk gemaakt.

Galatians 1:7

17) Daar er geen ander is;

Grieks hetwelk geen ander is; Namelijk dan hetgeen, of dan, hetgeen wij u gepredikt hebben. Zie Hand. 4:12.

Ac 4.12

18) maar er zijn sommigen,

Namelijk die uit de secte der Farize‰n zich tot den Christelijken godsdienst begeven hebbende, de wet en het Evangelie, en de rechtvaardigheid der werken met de rechtvaardigheid des geloofs zochten te vermengen. Zie Hand. 15:5.

Ac 15.5

19) verkeren.

Dat is, vervalsen, ijdel of teniet maken.

Revelation of John 21:27

54) ontreinigt, en

Of onreinheid bedrijft, gelijk Paulus ook verklaart, 1 Cor. 6:9.

1Co 6.9

55) het boek des

Dat is, die van eeuwigheid uit genade daartoe zijn verkoren, en in den tijd daartoe krachtig zijn geroepen en gebracht. Zie Rom. 8:29,30, en Openb. 13:8.

Ro 8.29,30 Re 13.8
Copyright information for DutKant