Matthew 12:4

3) het huis Gods

Dat is, de tabernakel, die toen ter tijd te Nob was. Zie 1 Sam. 21:6.

1Sa 21.6

4) toonbroden gegeten heeft,

Grieks, broden der voorlegging; Hebr. des aangezichts, namelijk des Heeren. Wat dit voor broden geweest zijn en wat men er mee deed, zie Lev. 24:5, enz.

Le 24.5

Matthew 12:7

8) niet offerande,

Zie hiervoor Matth. 9:13 en Matth. 23:23.

Mt 9.13 23.23
Copyright information for DutKant