Matthew 12:50

John 1:13

31) bloede, noch

Grieks bloeden. Hebreeuws. Dat is, natuurlijker- en vleselijkerwijze, op welke natuurlijke geboorte en afkomst de Joden zich zeer beroemden en verlieten, Joh. 8:39; Rom. 9:7,8.

Joh 8.39 Ro 9.7,8

32) uit God geboren

Dat is, die door den Geest en het Woord Gods wedergeboren en vernieuwd zijn, Joh. 3:5; 1 Petr. 1:23.

Joh 3.5 1Pe 1.23

Romans 8:16-17

49) getuigt met onzen geest,

Of, getuigt mede tot onzen geest. Dat is, de Heilige Geest beweegt niet alleen ons om God voor onzen Vader aan te roepen, maar getuigt ook inwendig tot onzen geest dat wij Gods kinderen zijn; of betuigt met onzen geest. Dat is, tezamen met onzen geest, die ons ook mede getuigt, door de aanmerking der kentekenen van het kindschap Gods, die onzen geest door Gods Geest in zichzelve bevindt; welke getuigenis, hoewel zij niet altijd even krachtig is in de gelovigen, zo openbaart zij nochtans zich menigmaal in hun meeste vernedering en benauwdheid.

50) van God,

Namelijk als van onzen Vader, die ons met zich deel geeft aan zijn hemelse goederen.

51) medeerfgenamen van Christus;

Namelijk als van onzen eerstgeboren broeder, dien dezelve van natuur toekomen, en die ons dezelve mede deelachtig maakt uit genade. Zie Rom. 8:29; Luk. 22:29; Hebr. 1:2.

Ro 8.29 Lu 22.29 Heb 1.2

52) met [Hem] lijden,

Dat is, gewillig zijn om te lijden, en in hetzelve lijdzaam, als het God belieft ons daartoe te roepen; Hand. 5:41; 2 Tim. 2:12. En hier begint de apostel het tweede deel van dit hoofdstuk, stellende verscheidene grondige redenen van troost voor, om de gelovigen in dit lijden te versterken, en van de eindelijke overwinning, naar zijn voorbeeld, te verzekeren.

Ac 5.41 2Ti 2.12

53) met [Hem] verheerlijkt worden.

Namelijk Christus, Filipp. 3:20,21.

Php 3.20,21

Hebrews 2:11

29) en Hij, Die heiligt,

Deze regel is genomen uit de wijze van heiligen in het Oude Testament, waar de hogepriester, en de anderen die hij heiligde, van eenzelfde natuur en oorsprong waren. Waar ook de eerstelingen waren van ‚‚ne natuur en oorsprong met de gehele massa, die daardoor geheiligd werden. Zie Rom. 11:16; Hebr. 5:1.

Ro 11.16 Heb 5.1

30) uit ‚‚n;

Het Griekse woord Henos, dat is, een massa, kan •f een Vader, •f, een natuur, betekenen. Doch daar de engelen ook een algemenen Vader, namelijk God, hebben, met de gelovigen, en de apostel hier wil bewijzen, dat Christus met Zijn gelovigen ‚‚ne gemeenschap heeft, die Hij met de engelen niet heeft, zo moet het woord een hier noodwendig van de enigheid der natuur worden genomen, gelijk de eerstelingen en de gehele massa van ‚‚ne natuur waren.

31) Hij Zich

Namelijk de Zoon Gods, of de leidsman hunner zaligheid.

32) niet schaamt

Dat is, niet verontwaardigt, namelijk, hoewel hij zeer veel waardiger is dan zij zijn.

Copyright information for DutKant