Matthew 16:18

16) petra

Dat is, steen of steenrots; namelijk op deze uwe belijkdenis, die gij van mij doet. Of, op mij dien gij beleden hebt. Want Christus is alleen het fondament zijner gemeente, 1 Cor. 3:11, hoewel ook Petrus en ook de andere apostelen ten aanzien van hunne leer, fondamenten der gemeente kunnen genaamd worden, gelijk te zien is Openb. 21:19.

1Co 3.11 Re 21.19

17) poorten der hel

Dat is, noch de listigheid noch het geweld des duivels en zijner instrumenten. Want eertijds waren de raadhuizen en sterkten der steden in de poorten: Gen. 22:17.

Ge 22.17

Mark 3:16

19) Simon

Sommigen hebben: namelijk Simon, wien hij den toenaam gaf van Petrus.

20) Petrus;

Dat is, steen; Joh. 1:43. De reden hiervan wordt verklaard Matth. 16:18.

Joh 1.42 Mt 16.18

Luke 6:14

11) Petrus noemde;

Waarom hij alzo toegenaamd is geworden, zie Mark. 3:16, en heeft ook deze toenaam gediend om hem te onderscheiden van den tweeden Simon, die ook daarom hier toegenaamd wordt, Zelotes, Luk. 6:15. Zie Matth. 10:4.

Mr 3.16 Lu 6.15 Mt 10.4

John 1:42

82) zijn broeder Simon,

Grieks zijn eigen.

83) Christus.

Dat is, Gezalfde; met welken naam de beloofde Zaligmaker genaamd werd in het Oude Testament, Ps. 2:2; Dan. 9:25,26; omdat Hij van God verordineerd is tot onzen enigen en oppersten profeet, koning en priester, waarvan de gezalfde profeten, koningen en priesters in het Oude Testament voorbeelden geweest zijn.

Ps 2.2 Da 9.25,26

John 21:2

2) gezegd Didymus,

Namelijk in de Griekse taal. Zie Joh. 11:16.

Joh 11.16

3) Nathanael,

Een vermaard discipel van Christus, een van de eersten; Joh. 1:46, enz.

Joh 1.45

4) de [zonen] van

Namelijk Jakobus en Johannes; Matth. 10:2.

Mt 10.2

5) van Zijn discipelen.

Grieks uit.

1 Corinthians 1:12

29) Paulus; en ik

Namelijk discipel, gelijk ook in 1 Cor. 1:13.

1Co 1.13

30) van Apollos;

Dat deze Apollos ook te Corinthe velen tot het geloof gebracht heeft, blijkt uit Hand. 18:24,27.

Ac 18.24,27

31) Cefas;

Dat is, Petrus, zie Joh. 1:43; Gal. 2:9, waaruit nochtans niet volgt dat Petrus te Corinthe ook gepredikt heeft, maar het kan zijn dat enigen zijner discipelen daar geweest zijn, die zich op Petrus of op Petrus' leer beroemd hebben. Want dat zij ook Paulus, Cefas en Apollo's namen hiertoe hebben misbruikt, en niet alleen de namen van andere leraars, blijkt uit hetgeen volgt 1 Cor. 4:6.

Joh 1.42 Ga 2.9 1Co 4.6

32) Christus.

Deze waren de eenvoudige en oprechte Christenen die geen partijnamen van leraars hebben willen aannemen, en daaraan welgedaan hebben.

2 Peter 1:1

1) Petrus,

Of Simon. Zie Matth. 4:18; Mark. 1:16.

Mt 4.18 Mr 1.16

2) Petrus,

Van dezen naam, zie 1 Petr. 1:1.

1Pe 1.1

3) een dienstknecht en

Zie Rom. 1:1; Filipp. 1:1; Jak. 1:1.

Ro 1.1 Php 1.1 Jas 1.1

4) apostel van Jezus Christus,

Zie Luk. 6:13.

Lu 6.13

5) dengenen

Dat is, aan de gelovige en verstrooide Joden, waaraan hij zijn eerste zendbrief ook heeft geschreven. Zie 1 Petr. 3:1.

1Pe 3.1

6) even dierbaar geloof

Dat is, hetzelfde dierbare geloof, want hoewel het geloof van den een dikwijls groter en sterker is dan van den ander, zo is nochtans alle geloof, als het maar een oprecht geloof is, even dierbaar ten opzichte van hetgeen waar het geloof op steunt en hetgeen men door het geloof verkrijgt; waarom het ook ‚‚n geloof genoemd wordt; Ef. 4:5.

Eph 4.5

7) met ons verkregen hebben,

Namelijk apostelen en andere Joden, die hier of te Jeruzalem en in het Joodse land, in Christus geloven. Grieks met ons door lot verkregen; Luk. 1:9.

Lu 1.9

8) door de rechtvaardigheid

Grieks in de rechtvaardigheid; dat is, door de waarachtigheid en standvastigheid Gods in zijn beloften, dat hij in zijn komst in het vlees enigen uit de Isra‰lieten krachtig zou roepen. Het geloof dan wordt niet verkregen door onze krachten of naar onze verdiensten, maar door een genadig geschenk van God, volgens Zijn beloften en Zijn voornemen. Zie Ef. 2:8.

Eph 2.8

9) onzen God en Zaligmaker,

Zie van deze twee titels de aantekeningen op Tit. 2:13.

Tit 2.13
Copyright information for DutKant