Matthew 16:19

18) sleutelen van het koninkrijk der hemelen;

Dat is, een geestelijke macht, om van Gods wege en in Christus naam te verkondigen den gelovigen en boetvaardigen vergeving hunner zonden, en dat zij deel hebben aan het rijk Gods, en hetzelve door de heilige sacramenten aan hen te verzegelen. En daarentegen, de ongelovigen en onboetvaardigen, dat zij geen deel hebben aan de vergeving der zonden en het rijk Gods, en daarom hen van het gebruik dezer sacramenten te weren en uit te sluiten: welke macht de gemeente, Matth. 18:18, en al den apostelen, Joh. 20:21, ook gegeven wordt. Zie 2 Cor. 10:8.

Mt 18.18 Joh 20.21 2Co 10.8

19) zo wat gij zult binden

Namelijk naar Christus' bevel en voorschrift.

20) zal in de hemelen gebonden zijn;

Dat is, God zal voor vast en bondig houden hetgeen alzo naar zijn bevel door zijn dienaar gedaan zal zijn.

Matthew 18:18

20) al wat gij op de aarde binden zult,

Zie hiervan Matth. 16:19.

Mt 16.19

Matthew 18:21

John 20:23

39) vergeeft, dien

Dat is, naar mijn woord en bevel betuigt als mijne dienaars, dat zijne zonden van God vergeven of gehouden zijn.

40) vergeven; zo

Namelijk in den hemel, van God; Matth. 16:19, en Matth. 18:18; want God heeft alleen de macht om eigenlijk de zonden te vergeven; Jes. 43:25; Matth. 9:3; Mark. 2:7.

Mt 16.19 18.18 Isa 43.25 Mt 9.3 Mr 2.7

Romans 14:4

14) Wie zijt gij,

Hij bestraft beiden, de zwakken en de sterken, dat zij elkander verachtten en veroordeelden.

15) eens anderen huisknecht

Dat is, uwen broeder, die niet uw maar Gods dienstknecht is. Waarmede hij toont dat zulk veroordelen strijdt, zelfs tegen het recht der natuur, naar hetwelk niemand eens anders dienstknecht, over wien hij geen recht heeft, mag veroordelen.

16) oordeelt?

Dat is, veroordeelt, Rom. 14:3.

Ro 14.3

17) Hij staat,

Dat is, zo hij wel doet.

18) valt

Dat is, zo hij zondigt.

19) zijn eigen heer;

Namelijk wien hij toekomt, en die alleen recht heeft om hem te oordelen; wanneer die hem dan niet veroordeelt, zo behoort hem zijn mededienstknecht niet te veroordelen.

20) vastgesteld worden,

Dat is, in het geloof meer en meer toenemen en bevestigd worden.

21) machtig hem vast te stellen.

Dat is, heeft niet alleen den wil, want Hij heeft hem aangenomen, Rom. 14:3, maar ook de macht om hem te versterken in het geloof, zodat gij niet veel met hem daarover behoeft te twisten.

Ro 14.3

Romans 14:10

42) gij,

Namelijk zwakke.

43) oordeelt gij

Dat is, veroordeelt, Rom. 14:3.

Ro 14.3

44) uw broeder?

Dat is, de gelovige Christenen, die de Christelijke vrijheid verstaan en gebruiken.

45) gij,

Namelijk sterke in het geloof.

46) veracht gij

Zie Rom. 14:3.

Ro 14.3

47) uw broeder?

Namelijk die de Christelijke vrijheid nog niet verstaat, noch durft gebruiken, om dezer zwakheid wil.

48) voor den rechterstoel

Dat is, voor het oordeel Gods, hetwelk Christus als Rechter houden zal, 2 Cor. 5:10, wien het alleen ook toekomt over de conscienti‰n te oordelen; en dien wij rekenschap moeten geven van al ons doen en laten, Rom. 14:12.

2Co 5.10 Ro 14.12

Romans 14:13

59) oordelen;

Dat is, veroordelen, Rom. 14:4,10, namelijk dewijl het oordeel den Heere Christus toekomt.

Ro 14.4,10

60) oordeelt dit liever,

Dat is, acht en bekent dat dit het beste en betamelijkste is.

61) gij

Namelijk sterke.

62) den broeder

Namelijk die nog zwak is.

63) aanstoot

Namelijk dat gij door uw ontijdig gebruik der Christelijke vrijheid, of lichtvaardig veroordelen, niet worde vervreemd van den Christelijken godsdienst. Zie 1 Cor. 8:9.

1Co 8.9

64) geeft.

Grieks, stelt, of legt.

Galatians 6:1

1) vervallen ware

Of, voorgekomen, verrast, namelijk uit onvoorzichtigheid, of zwakheid, niet uit moedwillig opzet.

2) door

Grieks in.

3) enige misdaad, gij,

Namelijk waardoor hij u of anderen heeft ge‰rgerd.

4) die geestelijk zijt,

Dat is, die door Gods Geest verlicht zijt, en begaafd met bekwaamheid om anderen te kunnen vermanen. Zie 1 Cor. 3:1.

1Co 3.1

5) brengt den zodanige

Namelijk met goede onderwijzing en vermaning. Het Griekse woord betekent eigenlijk heelmaken, volmaken, het gebrek vervullen, of iets herstellen. Zie Matth. 4:21.

Mt 4.21

6) met den geest der

Grieks in den geest.

7) ziende op uzelven,

Dat is, gedenkende aan zijn eigen zwakheden, dat hij ook daardoor lichtelijk met dergelijke zonden zou kunnen overvallen worden.

8) verzocht wordt.

Dat is, door verzoekingen des duivels en des vleses tot dergelijke zonden gebracht wordt.

James 5:19-20

67) van de waarheid

Namelijk der Evangelische leer, hetzij in gevoelen, of in wandel.

68) bekeert,

Namelijk door onderrichtingen in den gezonde leer en ernstige vermaningen tot boetvaardigheid, welke middelen zijn waardoor God de mensen bekeert; en worden aan deze middelen toegeschreven hetgeen Gods eigen werk is, omdat Hij daardoor krachtig werkt.

69) een ziel

Namelijk des dwalenden; Jud.:23.

70) van den dood zal

Namelijk van den eeuwigen dood.

71) behouden, en

Namelijk als een werktuig zijnde van deze behoudenis. Zie dergelijke 1 Tim. 4:16.

1Ti 4.16

72) der zonden zal

Namelijk des afgedwaalden.

73) bedekken.

Dat is, zal het daartoe brengen, dat God de zonden des afgedwaalden bedekken en hem niet toerekenen zal; en ook dat zijn zonden bij de mensen vergeten en vergeven zullen worden.

Copyright information for DutKant