Matthew 21:42

42) De steen,

Deze steen is Christus, 1 Petr. 2:4, welke de bouwlieden, dat is de schriftgeleerden en overpriesters, verworpen hebben.

1Pe 2.4

43) verworpen hebben,

Grieks, afgekeurd.

44) hoofd des hoeks;

Dat is, de uiterste hoeksteen, op welke twee muren vast staan en aan elkander gehecht worden, namelijk de gemeente uit de Joden en heidenen bijeengebracht. Zie Ef. 2:13,20 en 1 Petr. 2:7,8.

Eph 2.13,20 1Pe 2.7,8

1 Peter 2:4

8) Tot Welken komende,

Namelijk Heere Jezus, gelijk de volgende verzen vereisen.

9) een levenden Steen,

Dat is, een geestelijken steen; en Christus wordt zo genoemd tegen de levenloze stenen van den ceremoni‰elen tempel, die een afbeelding was van het geestelijke huis Gods, dat is, van Zijn gemeente, waarin God met zijn Geest en genade woont, 1 Cor. 3:16, waarvan Christus de fondamentsteen is, 1 Cor. 3:11, en de hoeksteen, waarop zowel Joden als heidenen tot een tempel Gods gebouwd worden. Zie ook Ef. 2:20, enz.

1Co 3.16,11 Eph 2.20

10) van de mensen wel

Dat is, van een groot deel der mensen, wereldse en ongelovige, vooral de Joden en hun oversten.

1 Peter 2:7

18) dierbaar;

Of eerlijk. Grieks dierbaarheid, of eerlijkheid; dat is, zeer eerlijk of dierbaar.

19) maar den ongehoorzamen

Namelijk in den Ps. 118:22, en Jes. 8:14, waarvan zie de verklaring Matth. 21:42; Ef. 2:20.

Ps 118.22 Isa 8.14 Mt 21.42 Eph 2.20

20) Deze is geworden tot

Namelijk voor Gods gemeente, niettegenstaande allen wederstand en woeling, die de ongehoorzamen daartegen hebben gedaan.

21) een steen des aanstoots,

Namelijk voor de ongehoorzamen zelf, die zich tegen dezen steen door ongeloof hebben gekant, gelijk 1 Petr. 2:8 verklaart.

1Pe 2.8
Copyright information for DutKant