Matthew 23:22

Romans 1:24

58) Daarom heeft God

Namelijk om deze afgoderij en de ontering, die zij God daarmede aandeden. Zie Ps. 106:20; Jes. 40:17,18.

Ps 106.20 Isa 40.17,18

59) overgegeven

Dat is, die hun kwade begeerten niet ingetoomd, maar hun gang hebben laten gaan, Ps. 81:13; Hand. 14:16, en zich door Zijn rechtvaardig oordeel van Zijne gaven, die zij verachtten en misbruikten, meer en meer ontbloten, Matth. 25:28, en hen verlatende den Satan overgegeven, die hen tot alle boosheid verzoekt en verleidt; 1 Sam. 16:15; Matth. 6:13.

Ps 81.12 Ac 14.16 Mt 25.28 1Sa 16.15 Mt 6.13

60) in de begeerlijkheden hunner harten

In Rom. 1:26 wordt hetzelfde gezegd, tot oneerlijke bewegingen; niet dat God zulke oneerlijke begeerlijkheden of bewegingen werkt, want die zijn uit God niet; Jak. 1:13; 1 Joh. 2:16; zie hiervan breder de voorgaande 59 aantekeningen.

Ro 1.26 Jas 1.13 1Jo 2.16

61) onder elkander te onteren.

Of, in zichzelven.

Romans 1:28

67) in erkentenis

Namelijk die zij uit de wet der natuur en het aanschouwen der geschapen dingen hadden ontvangen, Rom. 1:20.

Ro 1.20

68) te houden,

Grieks te hebben.

69) in een verkeerden zin,

Grieks tot een zin zonder recht oordeel, of een verwerpelijken zin; dat is, die het goed van het kwaad, het eerlijke van het oneerlijke niet beproeft of onderscheidt.

Romans 11:8

40) geest

Dat is, gemoed.

41) des diepen slaaps;

Of, een knagenden, prikkelenden geest, gelijk het Griekse woord ook betekent. Doch het eerste komt met het Hebreeuwse woord Jes. 29:10 beter overeen.

Isa 29.10

42) ogen om niet te zien,

Dat is, die onbekwaam zijn om te zien.

43) tot op den huidigen dag.

Deze woorden moeten gevoegd worden met het woord verhard, Rom. 11:7. Zie ook 2 Cor. 3:15.

Ro 11.7 2Co 3.15

1 Thessalonians 2:16

33) te spreken

Namelijk het Evangelie van Christus, hetwelk alleen een kracht Gods ter zaligheid is; Rom. 1:16.

Ro 1.16

34) ten allen

Dat is, gelijk voor dezen aan Christus en Zijne profeten, ook nu aan Zijne apostelen en anderen uitgezondenen. Zie Hand. 7:51, Hand. 7:52.

Ac 7.51,52

35) vervullen

De mensen worden gezegd hunne zonden, of de maat hunner zonden te vervullen, wanneer hun voor een tijd, door Gods lankmoedigheid, het voortgaan in de zonden niet wordt verhinderd, totdat zij op het hoogste zijn gekomen, en God die alsdan met zware straffen te huis zoekt. Zie Gen. 15:16; Matth. 23:32, enz.

Ge 15.16 Mt 23.32

36) de toorn

Namelijk Gods, die hen rechtvaardigelijk in hunnen zonden vanwege hunne ondankbaarheid verhardt; Rom. 9:18, Rom. 9:22; 2 Thess. 2:11, 2 Thess. 2:12.

Ro 9.18,22 2Th 2.11,12

37) tot het einde

Of, ten uitersten. Dit wordt van sommigen verstaan van de zwakheid der straf, of des toorns Gods, die God zodanigen mensen hiernamaals pleegt over den hals te zenden; van anderen. wel zo bekwamelijk, van de gedurigheid dezer straf, of van den toorn Gods, welke dit hardnekkig geslacht der Joden is overkomen kort na dien tijd, wanneer God hen met het merendeel der anderen uit alle gewesten te Jeruzalem vergaderd door de Romeinen voorbeeldig heeft gestraft, en alzo uitgeroeid, dat zij nog geen volk meer zijn, maar verstrooid blijven onder alle volken, en in het algemeen verhard zijn in hunnen ongelovigheid; hetwelk de profetie van Daniel, Dan. 9:26, enz. en de woorden van Christus, Matth. 23:38, Ziet, uw huis wordt u woest gelaten, ook schijnen te bevestigen, gelijk ook Matth. 24:15; Luk. 21:20, enz. Enigen nemen dit woord einde voor het einde der wereld, alzo dat de toorn Gods van dit volk nimmermeer zou ophouden; doch dit strijdt tegen de belofte en voorzegging van den apostel Paulus, Rom. 11:25, enz. mitsgaders 2 Cor. 3:15, 2 Cor. 3:16 en andere plaatsen, waar de toekomende bekering van het volk der joden tot Christus wordt geprofeteerd.

Da 9.26 Mt 23.38 24.15 Lu 21.20 Ro 11.25 2Co 3.15,16

2 Thessalonians 2:11

43) God

Dat is, God zal den Satan den toom over hen los laten, om zijn kracht van verleiding tegen hen te gebruiken, en zal Zijne genade, die hen nog wederhield, voortaan inhouden, en hen alzo aan hunne eigen begeerten overgeven waardoor zij krachtiglijk tot dwaling zullen gebracht worden. Zie dergelijke oordelen Gods over de ondankbare mensen, Deut. 28:28; 2 Kron. 18:22; Job 12:17; Jes. 19:14; Rom. 1:24, en Rom. 11:8; 2 Cor. 4:3, 2 Cor. 4:4, enz.

De 28.28 2Ch 18.22 Job 12.17 Isa 19.14 Ro 1.24 11.8 2Co 4.3,4

44) leugen

Dat is, verzonnen en valse leer.

Copyright information for DutKant