Matthew 24:43-44

51) de heer des huizes

Of, huisvader.

52) in welke nachtwake de dief komen zou,

Dat is, in welk deel des nachts, die in vier nachtwaken gedeeld werd. Zie Matth. 14:25.

Mt 14.25

Ephesians 6:12-14

21) niet tegen

Namelijk alleen, of voornamelijk. Want ook de wereld en ons eigen vlees leveren ons gedurigen strijd; maar onze voornaamste vijand, die ook de wereld en ons vlees daartoe gebruikt, is de Satan. Zie 1 Petr. 5:8.

1Pe 5.8

22) vlees en bloed,

Dat is, zwakke mensen, gelijk wij ook zelf zijn. Zie Matth. 16:17; Gal. 1:16.

Mt 16.17 Ga 1.16

23) overheden,

De apostel geeft hier den Satan en zijnen engelen deze titels, niet omdat zij van God tot rechte oversten en regeerders der wereld gesteld zijn, gelijk God den dienst der goede engelen dikwijls gebruikt, Ef. 1:21, en Ef. 3:10, maar omdat zij hunne macht, die de goede engelen van God hebben, en dezen door hunnen val verloren hebben, nochtans als tyrannen met list en geweld over de verdorven en boze wereld nog gebruiken; en dat door een rechtvaardig oordeel Gods hun hetzelve, tot straf der kwaden en een oefening der goeden, voor enen tijd wordt toegelaten. Zie 2 Cor. 4:4; 2 Thess. 2:9,10. Zie ook de aantekeningen Ef. 2:2.

Eph 1.21 3.10 2Co 4.4 2Th 2.9,10 Eph 2.2

24) der duisternis

Zo wordt het rijk des Satans genaamd, omdat hij door onkennis of onwetendheid van God en Zijn woord de mensen tot allerlei zonden en boosheden brengt. Zie Hand. 26:18; Col. 1:13.

Ac 26.18 Col 1.13

25) de geestelijke boosheden

Grieks, de geestelijke der boosheid; dat is, geesten, die tot alle boosheid zijn genegen, en de mensen daartoe ook zoeken te brengen.

26) in de lucht.

Grieks, in de hemelse, of, overhemelse plaatsen; en wordt dit woord hier anders verstaan dan in de andere plaatsen van dezen brief, omdat de lucht somwijlen hemel wordt genaamd, Lev. 26:19; Matth. 6:26, en de apostel noemt hier voor, Ef. 2;2, den Satan uitdrukkelijk den overste der macht van de lucht; want dat de Satan gene plaats noch macht meer heeft in den rechten hemel, blijkt uit 2 Petr. 2:4; Jud.:6; Openb. 12:8, enz.

Le 26.19 Mt 6.26 2Pe 2.4 Re 12.8
27) de gehele

Of, de gehele wapening; namelijk waarmede ons God in Zijn woord wapent tegen alle aanvallen des Satans.

28) den bozen dag,

Dat is, de tijd der verzoeking, gelijk Christus spreekt Luk. 8:13; want hoewel wij altijd op onze hoede moeten zijn, zijn er nochtans enige tijden en gelegenheden, in welke ons de Satan allermeest zoekt te bestrijden, om ons tot den val te brengen.

Lu 8.13

29) verricht hebbende,

Of, uitgewrocht hebbende; namelijk hetgeen ons in dezen strijd te doen staat tot overwinning dezer vijanden, hetwelk daarna wordt beschreven.

30) Staat dan,

Namelijk als goede krijgslieden, wakker, en elk in zijne orde, zonder in het minste toe te geven, of te wijken. Zie 1 Petr. 5:9.

1Pe 5.9

31) omgord hebbende

De krijgsgordels waren eertijds breed en sterk, van sterke stof gemaakt, en met ijzeren of koperen plaatjes beslagen, waardoor de zwakste partijen des lichaams, dat is, de lenden en opperbuik werden gegord, gestijfd, en beschermd.

32) de waarheid,

Sommigen verstaan hierdoor oprechtheid gesteld tegen geveinsdheid; anderen, de waarheid der leer, gesteld tegen alle dwalingen en ketterijen. Zie 1 Tim. 1:18,19.

1Ti 1.18,19

33) der gerechtigheid;

Dat is, godzaligheid des levens, en een goede conscientie, gelijk Paulus tot Timotheus ook spreekt in de aangehaalde plaats.

Copyright information for DutKant