Matthew 3:4

6) kleding van kemelshaar,

Zodanige ruige klederen droegen eertijds de profeten in het Oude Testament. Zie Zach. 13:4; Hebr. 11:37, gelijk van Elia in het bijzonder betuigd wordt, 2 Kon. 1:8, in wiens geest en kracht Johannes de Doper gekomen was; Mal. 4:5; Luk. 1:17.

Zec 13.4 Heb 11.37 2Ki 1.8 Mal 4.5 Lu 1.17

7) sprinkhanen en wilde honing.

De sprinkhanen zijn in die landen groot en veel, en worden aldaar onder de geringe lieden gegeten, gelijk zij ook onder de reine spijzen gesteld worden; Lev. 11:22.

Le 11.22

Mark 1:6

7) Johannes was gekleed met kemelshaar,

De verklaring van deze geschiedenis van Johannes, zie in de aantekening op Matth. 3: waar die bijna met dezelfde woorden verhaald staat.

8) wilde honig.

Dat is, die in het wild, of veld gevonden werd.

Copyright information for DutKant