Matthew 4:18

16) de zee van Galilea,

Deze zee was een groot binnenlands meer; want de Hebre‰n noemen alle grote vergaderingen van wateren, zee‰n. Het wordt anders ook genaamd de zee van Gennesareth, en de zee van Tiberias, omdat deze plaatsen aan de zee gelegen waren.

17) net in de zee werpende

Grieks: werpnet.

John 20:22-23

37) blies Hij [op hen],

Namelijk om met dit uiterlijk teken de werking des Heiligen Geestes af te beelden. Zie Joh. 3:8; Hand. 2:2.

Joh 3.8 Ac 2.2

38) den Heiligen Geest.

Dat is, de gaven des Heiligen Geestes, die u nodig zijn tot versterking uws geloofs, totdat de volheid derzelve, die u nodig zullen zijn tot uitvoering van uw apostelambt, u zal gegeven worden na mijne hemelvaart, op den pinksterdag; Joh. 16:7; Hand. 2:4,33.

Joh 16.7 Ac 2.4,33
39) vergeeft, dien

Dat is, naar mijn woord en bevel betuigt als mijne dienaars, dat zijne zonden van God vergeven of gehouden zijn.

40) vergeven; zo

Namelijk in den hemel, van God; Matth. 16:19, en Matth. 18:18; want God heeft alleen de macht om eigenlijk de zonden te vergeven; Jes. 43:25; Matth. 9:3; Mark. 2:7.

Mt 16.19 18.18 Isa 43.25 Mt 9.3 Mr 2.7

Galatians 2:9

40) Jakobus, en

Zie van hem Gal. 1:19.

Ga 1.19

41) Cefas, en

Dat is, Petrus. Zie van dezen naam Matth. 16:18, en Joh. 1:43.

Mt 16.18 Joh 1.42

42) Johannes, die

Namelijk de zoon van Zebedeus, een broeder van Jakobus den Grote, die van Herodes is onthalsd; Hand. 12. Zie van hem Matth. 4:21, en Matth. 10:2, en Matth. 17:1.

Mt 4.21 10.2 17.1

43) pilaren te zijn,

Namelijk zo van het gezelschap der apostelen, als der gemeente, omdat zij door hun dienst de waarheid van het Evangelie standvastig voorstonden en staande hielden, en in het bijzonder in groot aanzien waren bij de gemeente, als een sieraad derzelve. Zie Jer. 1:18, Openb. 3:12.

Jer 1.18 Re 3.12

44) de genade, die

Namelijk des apostelschaps, Rom. 1:4. Of de werken en vruchten der genade. Of, de gaven, als daar waren met vreemde talen te spreken, profetie, wonderwerken en dergelijke.

Ro 1.4

45) de rechter[hand]

Namelijk tot een teken en verzekering dat zij erkenden, dat wij met hem gemeenschap hadden, zo in den dienst van het apostelschap, als in de zuiverheid van de leer des Evangelies.

46) wij tot de heidenen,

Namelijk ik en Barnabas.

47) zij tot

Namelijk Petrus en de andere twee apostelen.

48) de besnijdenis

Dat is, tot de besneden Joden. Zie Gal. 2:7.

Ga 2.7
Copyright information for DutKant