Matthew 4:21

Matthew 10:2

3) eerste Simon gezegd Petrus,

Petrus wordt hier eerst genaamd, niet omdat hij macht en gezag had over de anderen, hetwelk Gods Woord nergens leert, alzo de apostelen in deze elkander gelijk waren Joh. 20:22,23, maar omdat hij zoals het schint, de oudste en van Christus tot het apostelschap het eerst geroepen was; Matth. 4:18. anders wordt ook Jacobus eerst genaamd voor Petrus, Gal. 2:9, of, omdat hij eerst met zijn broeder Andreas het eerste paar is, dat uitgezonden werd.

Joh 20.22,23 Mt 4.18 Ga 2.9

Mark 15:40

22) Maria, de moeder van Jakobus,

De huisvrouw van Alfeus; zie Matth. 10:3, en Matth. 27:56.

Mt 10.3 27.56

23) den kleine,

Dat is, van den jongere, die alzo toegenaamd werd tot onderscheiding van een anderen Jakobus, die Zebedeus zoon was; of van zijn oom, den broeder van Alfeus, gelijk sommigen menen.

24) Salome;

Deze is geweest de huisvrouw van Zebedeus, gelijk blijkt uit deze plaats, vergelijk met Matth. 27:56.

Mt 27.56

Acts 12:2

3) Jakobus,

Namelijk den zoon van Zebedes en den broeder van Johannes, gelijk hier in den tekst staat, en Matth. 10:2, een van de voornaamste apostelen van Christus, dien Christus met Petrus en Johannes bij Zich dikwijls nam. De andere Jakobus dan, van wien men leest Hand. 12:17; Hand. 15:13, en Gal. 2:9, en die den zendbrief van Jakobus nagelaten heeft, die ook een broeder van Christus genaamd wordt, Mark. 6:3, en Jakobus de kleine, Mark. 15:40, is geweest een andere apostel, de zoon van Alfes en van de zuster van Maria, en een broeder van Joses, gelijk blijkt uit vergelijking van Matth. 13:55, en Matth. 27:56, en Gal. 1:19. Zie ook Matth. 10:3; Mark. 3:18.

Mt 10.2 Ac 12.17 15.13 Ga 2.9 Mr 6.3 15.40 Mt 13.55 27.56 Ga 1.19 Mt 10.3 Mr 3.18

Acts 12:17

23) Jakobus en

Namelijk den kleine; want de andere was al omgebracht. Zie van hem in de aantekeningen Hand. 12:2.

Ac 12.2

24) naar een andere

Namelijk buiten Jeruzalem, om het Evangelie te verbreiden; niet willende zichzelven in hetzelfde gevaar zonder noodzaak begeven, waar hem de Heere uit verlost had; en dat naar de vermaning van Christus, Matth. 10:23.

Mt 10.23

Galatians 1:19

58) Jakobus,

Daar zijn er twee geweest onder de apostelen van dezen naam. Zie van beiden Matth. 10:2,3; Hand. 12:2,17 en van dezen Hand. 12:17 en Hand. 15:13.

Mt 10.2,3 Ac 12.2,17,17 15.13

59) den broeder

Dat is, neef, een Hebreeuwse wijze van spreken. Zie Gen. 14:14; Matth. 12:46,47; 1 Cor. 9:5; van dezen zie Matth. 10:3, Mark. 15:40.

Ge 14.14 Mt 12.46,47 1Co 9.5 Mt 10.3 Mr 15.40
Copyright information for DutKant