Matthew 7:18

John 15:4

9) Blijft in Mij,

Namelijk met waar geloof mij standvastig aanhangende.

10) Ik in u.

Dat is, Ik zal in u blijven; en dienvolgens u meer en meer mededelen het sap des geestelijken levens om vruchten te kunnen voortbrengen.

11) van zichzelve,

Dat is, uit haar eigen kracht of natuur.

Romans 11:17

81) enige der takken

Dat is, enige ongelovige Joden. Van hier af vermaant de apostel de geroepen heidenen dat zij zich niet moeten beroemen tegen de verstoten Joden; maar toezien dat zij door hun voorbeeld mogen gewaarschuwd worden, om zich te wachten dat zij niet mede tot ongeloof vervallen, opdat hun hetzelfde ook niet overkome.

82) afgebroken zijn,

Namelijk van den wortel en stam; dat is, verstoten zijn van het verbond.

83) gij,

Namelijk geroepen heidenen. De apostel spreekt hier aan het gehele lichaam der geroepen heidenen, niet deze of gene in het bijzonder.

84) een wilde olijfboom zijnde,

Dat is, een spruit of ent, van een wilden olijfboom genomen, dat is, uit de heidenen, die een ongelovig volk waren.

85) in derzelver [plaats]

Dat is, in plaats der afgebroken takken, welke zijn de ongelovige Joden. Grieks, in dezelve.

86) zijt ingeent,

Dat is, in de gemeente Gods ingelijfd.

87) des wortels en der vettigheid

Dat is, van het sap, hetwelk uit den wortel voortkomt en zich verspreidt in de takken; welke hier ook vettigheid genaamd wordt. En worden daardoor verstaan de voordelen en beloften den Joden van God gedaan.

88) des olijfbooms mede deelachtig zijt geworden,

Dat is, der Isra‰lietische gemeente.

Romans 11:24

111) gij

Namelijk geroepen heidenen.

112) afgehouwen zijt uit den olijfboom,

Namelijk niet om weggeworpen, maar om inge‰nt te worden.

113) die van nature wild was,

Dat is, uit de heidenen, die van nature vreemd waren van de Testamenen der beloften; Ef. 2:12.

Eph 2.12

114) tegen nature in den goeden olijfboom ingeent;

Namelijk van uwe afkomst, overmits gij een wilde olijfboom waart, en door een zonderlinge genade Gods in den rechten of tammen olijfboom zijt inge‰nt.

115) deze, die natuurlijke [takken] zijn,

Namelijk Joden, die van de vaderen, met wie God Zijn verbond gemaakt heeft, afkomstig zijn.

116) hun eigen olijfboom geent worden?

Namelijk waar zij van afgehouwen waren.

Copyright information for DutKant