Matthew 7:23

17) openlijk aanzeggen:

Grieks, belijden.

18) gekend;

Namelijk voor de mijnen. Zie Joh. 10:14, en 2 Tim. 2:19.

Joh 10.14 2Ti 2.19

John 10:14

25) de Mijnen, en

Namelijk schapen, dat is, mijn uitverkoren gelovigen.

Romans 8:29

79) te voren gekend heeft,

Namelijk voor de Zijnen, gelijk Joh. 10:14,27. Dat is, die Hij van eeuwigheid in Christus heeft verkoren ten eeuwigen leven; Rom. 11:2; Ef. 1:4; 1 Petr. 1:2, en hierna Rom. 8:33.

Joh 10.14,27 Ro 11.2 Eph 1.4 1Pe 1.2 Ro 8.33

80) den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn,

Namelijk niet alleen in het lijden, maar ook inzonderheid in de heiligmaking en verheerlijking, die daarna zal volgen; 1 Cor. 13:12, en 1 Cor. 15:48, en 2 Cor. 3:18.

1Co 13.12 15.48 2Co 3.18

2 Timothy 2:19

60) Evenwel

Namelijk hoewel sommigen van de waarheid afwijken, en sommiger geloof verdorven wordt, zo moeten wij ons daaraan niet stoten, alsof der uitverkorenen zaligheid in het onzeker stond, daar daaruit blijkt, dat de zodanigen niet geweest zijn uit het getal der uitverkorenen, die niet kunnen verleid worden; Matth. 24:24.

Mt 24.24

61) het vaste fondament Gods

Dat is, het voornemen Gods der eeuwige verkiezing, hetwelk vast en onveranderlijk is, Jes. 14:27, en Jes. 46:10; Mal. 3:6; Jak. 1:17, en gelijk een wel gelegd fondament, de zaligheid der uitverkorenen steunt; en dit fondament wordt gesteld tegen hetgeen tevoren gezegd is, dat sommiger geloof verkeerd of omgekeerd wordt, gelijk een huis, dat geen vast fondament heeft. Zie Matth. 7:24, enz.; Luk. 10:20.

Isa 14.27 46.10 Mal 3.6 Jas 1.17 Mt 7.24 Lu 10.20

62) staat, hebbende

Dat is, is bestendig, vast en zeker; 1 Cor. 16:13; 2 Cor. 1:24; Filipp. 1:27, en Filipp. 4:1.

1Co 16.13 2Co 1.24 Php 1.27 4.1

63) dit zegel: De Heere

Da tis, dit teken, waarmede het boek des levens, in hetwelk de namen der uitverkorenen zijn geschreven, als met een zegel bevestigd is; en waarmede het getal der uitverkorenen in de voorwetenschap Gods, als in een toegesloten boek verzegeld is, Openb. 22:10. Of waardoor bekend gemaakt wordt of iemand van God is uitverkoren of niet; Openb. 7:3,4.

Re 22.10 7.3,4

64) kent degenen, die

Dat is, weet, wie Hij voor de Zijnen houdt, uitverkoren heeft en liefheeft, Ps. 1:6; Matth. 7:23; Joh. 13:18; en maakt ook dikwijls, dat sommigen die van de mensen voor uitverkorenen aangezien waren, door hun afwijking van de gezonde leer en tot goddeloosheid vervallende, bekend worden zodanigen nimmer geweest te zijn. Zie Num. 16:5, en 1 Joh. 2:19.

Ps 1.6 Mt 7.23 Joh 13.18 Nu 16.5 1Jo 2.19

65) die den Naam van Christus noemt,

Dat is, die zich uitgeeft voor een gelovig Christen, en volgens dien uitverkoren van God.

66) van ongerechtigheid.

Dat is, van allerlei zonde, welke is ongerechtigheid, 1 Joh. 3:4, en in het bijzonder van valse leer, gelijk daar was de ketterij van Hymeneus en Filetus. Dit is dan een kenteken van onze verkiezing, als wij van zonde en valse leer afwijken, de ware godzaligheid betrachten, en bij de zuivere leer volstandig blijven. En die zulks niet doet, kan niet verzekerd zijn, dat hij verkoren is.

1Jo 3.4

1 Peter 1:2

5) Den uitverkorenen

Hierdoor wordt niet eigenlijk de eeuwige verkiezing, [die door den volgenden titel verstaan wordt] betekend, maar de verkiezing in den tijd uit den algemenen hoop der mensen en inzonderheid der Joden; welke verkiezing in de Schrift anderszins ook de roeping, of de roeping naar Gods voornemen genoemd wordt. Zie Joh. 15:19; Rom. 8:28; 1 Cor. 1:26.

Joh 15.19 Ro 8.28 1Co 1.26

6) naar de voorkennis

Dat is, naar het eeuwig besluit of voornemen. Zie Rom. 8:29, en 1 Petr. 1:20.

Ro 8.29 1Pe 1.20

7) in de heiligmaking

Of door. Want deze verkiezing of roeping bestaat in de heiligmaking van den Geest, en geschiedt door den Heiligen Geest, daar de werking van den Heiligen Geest alleen ons afzondert van den gemenen hoop der verdorvene mensen.

8) tot gehoorzaamheid

Namelijk van het geloof. Want door het geloof gehoorzamen wij het Evangelie van Christus. Zie hierna 1 Petr. 1:22, en Rom. 1:5.

1Pe 1.22 Ro 1.5

9) besprenging des

Dat is, verzoening met God door het bloed van Christus, die wij met het geloof aannemen en waarvan de besprenging met het bloed der offeranden in het Oude Testament een voorbeeld was. Zie Hebr. 9:18, enz. Zo worden hier dan in het kort verhaald al de voornaamste oorzaken onzer zaligheid.

Heb 9.18

10) vermenigvuldigd.

Dit zegt de apostel omdat zij reeds de beginselen dezer genade en vrede hadden ontvangen.

1 Peter 1:20

58) voorgekend is

Dat is, tevoren verordineerd, namelijk tot een Middelaar en verzoening voor onze zonden. Zie ook van dit woord Rom. 8:29, en Rom. 11:2, en hiervoor 1 Petr. 1:2.

Ro 8.29 11.2 1Pe 1.2

59) geopenbaard is

Namelijk in het vlees; 1 Tim. 3:16.

1Ti 3.16

60) om uwentwil,

Dat is, om uwer zaligheid wil. Zie hiervan Hebr. 11:40, en de aantekeningen aldaar.

Heb 11.40
Copyright information for DutKant