Matthew 9:24

31) niet dood, maar slaapt.

Namelijk om dood te blijven alzo Christus voorhad haar te verwekken. Anders wordt de dood gezegd geen dood maar een slaap te zijn, vanwege de algemene opstanding; Joh. 11:11.

Joh 11.11

John 11:11

1 Corinthians 15:6

15) van meer dan

Wanneer dit geschied is, wordt van de evangelisten niet beschreven. Sommigen menen dat het geschied is op den Olijfberg, als Hij ten hemel opgevaren is; Luk. 24:50; Hand. 1:9. Anderen menen dat dit geschied is in Galilea, waar Hij vele discipelen had. Zie Matth. 28:7.

Lu 24.50 Ac 1.9 Mt 28.7

16) nog overig is,

Gr. tot nu toe blijven; dat is, nog in het leven zijn.

17) ontslapen.

Dat is, gestorven zijn. Zie Ps. 13:4; Dan. 12:2; Matth. 9:24, en Matth. 27:52; Hand. 7:60; 1 Cor. 7:39, en 1 Cor. 11:30, en ook hier 1 Cor. 15:18,20,51.

Ps 13.3 Da 12.2 Mt 9.24 27.52 Ac 7.60 1Co 7.39 11.30 15.18,20 1Co 15.51

1 Corinthians 15:18

43) verloren die

Dat is, eeuwig verdoemd.

44) in Christus

Dat is in het geloof van Christus, en in de hoop der zalige opstanding door Christus; 1 Thess. 4:14; Openb. 14:13.

1Th 4.14 Re 14.13

45) ontslapen zijn.

Dat is, gestorven. Zie 1 Cor. 15:6.

1Co 15.6

1 Corinthians 15:20

48) is opgewekt uit de

Dat is, uit de voorgaande bewijsredenen blijkt dat het zeker is, dat Christus van de doden is opgewekt.

49) is de eersteling

Dat is, dewijl Hij eerst opgestaan is, volgt daaruit dat ook degenen, die in Hem ontslapen zijn, zullen opgewekt worden, gelijk door de eerstelingen der vruchten, Gode opgeofferd zijnde, de ganse massa derzelve geheiligd werd; Exod. 22:29; Deut. 26:1; Rom. 11:16.

Ex 22.29 De 26.1 Ro 11.16

50) die ontslapen zijn.

Namelijk in Christus. Zie 1 Cor. 15:18.

1Co 15.18

1 Thessalonians 4:13

25) die ontslapen

Dat is, gestorven of gerust zijn, gelijk Joh. 11:11, enz.

Joh 11.11

26) gelijk

Hiermede toont de apostel dat hij niet alle droefheid over de gestorvenen verbiedt, die ook Christus zelf over Lazarus, Joh. 11:35; de gemeente over Stefanus, Hand. 8:2; en Paulus over Epafroditus, als hij dodelijk krank was,

Joh 11.35 Ac 8.2

Filipp. 2:27, bewezen hebben; maar hij spreekt hier alleen van de onmatige en heidense droefheid.

Php 2.27

27) die gene

Namelijk der zalige opstanding, waarvan hij in de volgende verzen spreekt. Want hoewel de heidenen aan de onsterfelijkheid der zielen geloofden, nochtans hebben zijn nooit de opstanding der lichamen en wedervereniging met hunne zielen kunnen begrijpen of geloven. Zie Hand. 17:32, en Hand. 26:23, enz.

Ac 17.32 26.23
Copyright information for DutKant