Micah 2:13

60) zal voor hun aangezicht optrekken;

Hebr. is opgetogen, en zo in het volgende; dat is, zal zekerlijk optrekken. God zal alle vijandelijke beletselen van zijn genadewerk uit de weg ruimen, en de baan [gelijk men zegt] klaar en de weg openmaken. Maar anderen duiden het op de vijanden, gelijk op Micha 2:12. is aangetekend waarvan de woorden doorbreker en doorbreken veel gebruikt worden. Zie Ps. 17:4. Doch wanneer God zijn volk lichamelijk en geestelijk verlost, vernielt Hij ook wel met geweld zijne en zijner kerk lichamelijke en geestelijke vijanden. Zie 2 Sam. 5:20; Jes. 28:21, en Jes. 63:3,4,5, Micha 4:13. enz.

Mic 2.12 Ps 17.4 2Sa 5.20 Isa 28.21 63.3,4,5 Mic 4.13

61) koning zal voor hun aangezicht heengaan;

Zie Micha 2:12.

Mic 2.12

62) spits

Hebr. hoofd; dat is vooraan; als de voortocht nemende onder zijn volk; verg. Jes. 52:12. Anderen verstaan dat God, als zijns volk vijanden en tegenpartij geworden zijnde, met de vijand zal zijn, en dien als een veldoverste geleiden tegen zijn verworpen volk. ver.Jes. 63:10; Jer. 21:5.

Isa 52.12 63.10 Jer 21.5
Copyright information for DutKant