Micah 2:3
10) kwaad over dit geslacht Gelijk zij het kwaad van de zonde moedwilliglijk bedenken, voornemen en doen, alzo denk Ik over hen het kwaad van de straf. 11) gijlieden Verandering van persoon, door een heftige aanspraak, gelijk onder Micha 2:8 en elders dikwijls Mic 2.8 12) halzen niet zult uittrekken Omdat het een sterk juk van dankbaarheid zal zijn, waaronder gij zult moeten bukken. Verg. Lev. 26:13, en Jer. 11:11 met de aantekening. Le 26.13 Jer 11.11 13) zo rechtop niet gaan Hebr.[met, of in] hoogheid, verhevenheid; dat is, met opgerichte hals, of hoofd, rechtop, omhoog. De zin is: Gij zult zo fier en stout niet zijn als gij nu zijt. 14) boze tijd zijn Zie Amos 5:13. Am 5.13
Copyright information for
DutKant