Micah 2:3-5

10) kwaad over dit geslacht

Gelijk zij het kwaad van de zonde moedwilliglijk bedenken, voornemen en doen, alzo denk Ik over hen het kwaad van de straf.

11) gijlieden

Verandering van persoon, door een heftige aanspraak, gelijk onder Micha 2:8 en elders dikwijls

Mic 2.8

12) halzen niet zult uittrekken

Omdat het een sterk juk van dankbaarheid zal zijn, waaronder gij zult moeten bukken. Verg. Lev. 26:13, en Jer. 11:11 met de aantekening.

Le 26.13 Jer 11.11

13) zo rechtop niet gaan

Hebr.[met, of in] hoogheid, verhevenheid; dat is, met opgerichte hals, of hoofd, rechtop, omhoog. De zin is: Gij zult zo fier en stout niet zijn als gij nu zijt.

14) boze tijd zijn

Zie Amos 5:13.

Am 5.13
15) zal men

Hebr. hij zal; dat is, men zal, enz.

16) spreekwoord over ulieden opnemen

Om u, in uw ellende en weeklagen alom te bespotten; of het volgende deerlijk klagen en kermen zal zo algemeen zijn, dat men een algemeen spreekwoord daarvan zal maken, dat Isra‰l zo en zo klaagt.

17) ten enenmale verwoest

Hebr. verwoestende, of met verwoesten zijn wij verwoest. Dat is, het is gans met ons uit en gedaan.

18) Hij verwisselt

Namelijk God. [door de Assyri‰r] geeft het land, dat Hij zijn volk gegeven had, aan vreemden; Hij verandert het van heren en eigenaars.

19) deel

Zie Ps. 16:5,6. Alzo van het snoer en lot in Micha 2:5.

Ps 16.5,6 Mic 2.5

20) hoe ontwendt Hij mij

Woorden van verwondering, die kort en afgebroken zijn, zeer levendig afbeeldende het gewoel van het uitdelen van het land, alsof zij het voor ogen zagen geschieden.

21) afwendende onze akkers

Te weten tot anderen, of deelt Hij onze velden uit om [die] ons weer te geven? Geenszins, willen zij zeggen. Daar is nu gans hoop toe, dewijl zij aan vreemde bezitters voor altoos zijn weggeven. Alzo gevoelden zij de straf van hun ongerechtigheid en roverij, waarvan Micha 2:1,2, gesproken is, gelijk zij hun broeders beroofd hadden, alzo geschiedt hun wederom; zie Micha 2:5, en voorts Micha 2:8,9,10.

Mic 2.1,2,5,8,9,10
22) Daarom zult

Om de voorgemelde zonden, of omdat uw land al aan vreemden is overgegeven, zodat gij daarvan verstoken zijt, en geen Jozua u weer opnieuw het land bij loting zal uitdelen. Sommigen duiden het geestelijk op de verwerping uit Gods kerk, welker gemeenschap, door de uitdeling van het land Kana„n, bij loting en door snoeren was afgedeeld.

23) gij niemand hebben

Aanspraak aan een ieder in het bijzonder van die goddeloze geweldenaars, wie het wee is aangezegd, Micha 2:1.

Mic 2.1

24) in het lot

Of, door het lot; dat is, die het lot werpt over uw deel; want daar zal niets voor u onder Gods volk ten beste zijn, geen plaats noch deel.

Micah 2:10

49) henen

In gevangenschap, het land uit.

50) dit [land] zal de rust niet zijn

Dit land, dat ik u tot een rust gegeven had, zal u niet langer kunnen verdragen, vanwege de gruwelen, waarmee gij hetzelve hebt verontreinigd, maar zal u uitspugen en [als wraak van u nemende] u gans en schrikkelijk verderven. Zie Deut. 12:9, Ps. 95:11; Hebr. 4:5,6; idem Lev. 18:25,27,28; Ezech. 36:14,17, enz.

De 12.9 Ps 95.11 Heb 4.5,6 Le 18.25,27,28 Eze 36.14,17

51) geweldige verderving

Of scherpe. Verg. 1 Kon. 2:8.

1Ki 2.8
Copyright information for DutKant