Micah 5:2

10) Hij

God.

11) henlieden

De Joden.

12) overgeven,

Of, laten, onder de heerschappij en macht hunner vijanden, zo Babyloni‰rs als anderen, totdat hun koning de Messias komt.

13) baren zal,

Totdat de Isra‰lietische kerk door de predikatie der apostelen ene menigte van geestelijke kinderen zal voortbrengen, zo Joden als inzonderheid heidenen. Verg. Jes. 54:1, enz., en Jes. 66:7,8; of [gelijk sommigen] totdat de arbeid en kindsnood [dat is, het lijden der Joodse kerk] over is, en blijdschap kome, als wanneer ene vrouw verlost is; verg. Micha 4:9,10; Joh. 16:20,21. Men kan dit ook eenvoudig duiden op de geboorte van den Messias uit de maagd Maria. Verg. Jes. 7:4.

Isa 54.1 66.7,8 Mic 4.9,10 Joh 16.20,21 Isa 7.4

14) de overigen

Hebr. het overige zullen, enz.

15) Zijner broederen zich bekeren

Des Heeren Christus broeders, namelijk de uitverkorenen uit de heidenen, die zich tot de gemeenschap van Christus en zijner kerk zullen begeven, en met de Joden onder ‚‚n hoofd door ‚‚n geloof verenigd worden. Zie Joh. 10:16; Ef. 2:11,12, enz.; Hebr. 2:11,12.

Joh 10.16 Eph 2.11,12 Heb 2.11,12

16) met de kinderen Isra‰ls.

Anders: tot, de zin overeenkomende.

Copyright information for DutKant