Micah 6:10

30) Zijn er [niet] nog,

Of, [heeft niet] nog een ieder een goddeloos huis? [of een huis eens goddelozen?] [en] schatten der goddeloosheid? of, [met sommigen] aldus: Zijne r niet nog, in het huis der goddelozen, schatten der goddeloosheid? maar het schijnt dat de profeet ziet op de algemeenheid der boosheid, dat een ieder foorgaans met onrechtvaardigheid omging. Verg. Micha 7:2,3, enz. Doch het Hebr. woord, [zoals het hier in den Hebr. tekst staat] kan ook genomen worden voor is, of zijn. Zie dergelijke 2 Sam. 14:19, in de aantekening, waaruit deze verscheidenheid ontstaat.

Mic 7.2,3 2Sa 14.19

31) goddelozen huis,

Na zoveel goddelijke waarschuwingen en kastijdingen, is het nog evenwel overal vol van goddeloosheid en onrecht.

32) goddeloosheid

Die met goddeloosheid, schenderij en onrecht verkregen zijn.

33) schaarse

Of, scherp, dat is, wat te klein is. Hebr. ene efa der magerheid.

34) efa,

Zie Exod. 16:36, en Deut. 25:15,16; Ezech. 45:10,11, enz.

Ex 16.36 De 25.15,16 Eze 45.10,11

35) te verfoeien is?

Of, verfoeid wordt, behoort verfoeid te worden.

Copyright information for DutKant