Nehemiah 3:15

30) Schelah

Dit wordt bij sommigen genomen voor Siloam, waarvan Joh. 9:7. Vergelijk boven, Neh. 2:13; hier begint Nehemia te verhalen het verbouwen van hetgeen tot het paleis en den tempel behoorde.

Joh 9.7 Ne 2.13

31) trappen,

Zie onder, Neh. 12:37.

Ne 12.37

Isaiah 8:6

17) Dewijl

Alsof hij zeide: Omdat dit volk veracht de belofte der goddelijke hulp tegen die beide koningen [van wie boven Jes. 7: gesproken is] en zich liever op de grote macht van Assyri‰ wil verlaten, zich inbeeldende dat de hulp, die Ik hun beloofd heb, maar een klein beekje is, gelijk de beek Siloa, maar dat de hulp der Assyri‰rs is als een geweldige stroom; zo zal Ik hen door de Assyri‰rs plagen en verderven, gelijk in Jes. 8:7 gezegd wordt.

Isa 8.7

18) dit volk

Te weten het Joodse volk, of immers een groot deel van hetzelve; te weten die den woorden Gods geen geloof geven. Want onder dit volk waren nog enige vromen en godzaligen, die de Heere zijne leerjongeren noemt, onder Jes. 8:16.

Isa 8.16

19) de watere

Dit was een waterbeek te Jeruzalem, waar een fontein uitsproot. Zie Ps. 46:5, en Joh. 9:7.

Ps 46.4 Joh 9.7

20) die zachtjes gaan,

Zie de aantekening Neh. 2:13.

Ne 2.13

21) daar vreugde is

Dat is, middelerwijl dat deze beide koningen vrolijk zijn, de vaste hoop hebbende dat zij het Joodse land zullen overweldigen; zo zie, enz. gelijk volgt Jes. 8:7.

Isa 8.7
Copyright information for DutKant