Nehemiah 6:1

1) onze andere

Hebreeuws, het overige onzer vijanden.

2) niet opgezet

Vergelijk boven, Neh. 3:3.

Ne 3.3

Nehemiah 6:14

24) zijn werken;

Anders, hunne. Hebreeuws, zijne; dat men kan duiden op enen of elk van dezen, of op Semaja, die zich van hen tot deze boze werken had laten huren.

25) profetes Noadja,

Die dezen titel valselijk aannam.

26) de andere profeten,

Hebreeuws, het overige der profeten.

27) gezocht hebben

Gelijk boven, Neh. 6:9; zie aldaar.

Ne 6.9

Nehemiah 6:17

31) schreven

Hebreeuws, vermenigvuldigden hun brieven.

32) edelen van Juda

Hebreeuws, witte; zie boven, Neh. 2:16.

Ne 2.16

33) die van Tobia kwamen

Te weten, de brieven, die Tobia weder schreef.

Nehemiah 6:19

36) verhaalden

Hebreeuws, zij waren zeggende.

37) goeddadigheden

Hebreeuws, goedheden.

38) Tobia [dan]

Anders, dat Tobia brieven gezonden had, enz. nemende het voor de woorden, die Nehemia tot hen gesproken had.

39) vreesachtig te maken.

Gelijk Neh. 6:9.

Ne 6.9

Nehemiah 13:28

65) [een] van de kinderen

Josefus beschrijft dat dit geweest is Manasse, de broeder van den hogepriester Jaddua, of Jaddus, van welken zie, boven, Neh. 12:11.

Ne 12.11

66) Sanballat,

Zie boven, Neh. 2:10, en Neh. 4:1, en Neh. 6:1, enz.

Ne 2.10 4.1 6.1
Copyright information for DutKant