Numbers 11:4
5) het gemene volk, Of, de samenroepende, of bijeen rottende menigte. Versta door dezen, die met de Isralieten uit Egypte gekomen en aan het voedsel van dat land gewoon waren, en nu aan de Isralieten oorzaak tot murmurering gaven. Zie van dezen Exod. 12:38. Ex 12.38 6) werd met lust bevangen; Hebreeuws, zij waren met lust belust, of belustten den lust; dat is, zij waren zeer belust om vlees te eten. Zie 2 Kron. 36:14. 2Ch 36.14 7) zo weenden ook de kinderen Israls Hebreeuws, daarom keerden en weenden ook de kinderen Israls; dat is, weenden wederom. Het woord keren, bij een ander werkwoord gesteld zijnde, betekent dikwijls anders niet dan het vernieuwen en weder doen van hetzelfde werk.2 Kings 1:13
21) wederom Hebreeuws, hij keerde weder en zond. Zie boven, 2 Kon. 1:11. 2Ki 1.11 22) boog zich Hebreeuws, kromde zich op zijn knien. 23) ziel en de ziel Dat is, leven, en alzo in het volgende. Zie Gen. 19:17. Ge 19.17 24) van uw knechten, Dat is, die u toegedaan zijn, om u te erkennen en eer te bewijzen als onzen heer. 25) dierbaar zijn Dat is, verschoon ons leven, dat het ons niet ontnomen worde, gelijk den twee voorgaanden vijftigen.
Copyright information for
DutKant