Numbers 23:20

18) ontvangen

Te weten, last van den HEERE. De zin is: God heeft mij bevolen Isra‰l te zegenen, ik moet hem gehoorzaam zijn.

19) zegenen;

Te weten, dit volk van Isra‰l.

20) Hij zegent,

Te weten, de HEERE.

Job 16:7

11) Hij heeft

Te weten, God, die hem al dit lijden toegezonden had, en dien hij terstond met de volgende woorden, door de grote beroering zijns gemoeds, in den tweeden persoon toespreekt. Van de verzwijging des naams van God, zie boven, Job 3:20; alzo onder, Job 16:9. Anders, maar nu heeft zij mij vermoeid; te weten de smart, van welke hij in Job 16:6 gesproken had.

Job 3.20 16.9,6

12) vermoeid;

Dat is, moede gemaakt door dit zwaar en menigvuldig lijden.

13) mijn ganse

Versta, zijn huisgezin, vrouw, kinderen, vrienden, huisgenoten en dienstvolk, die de Heere alle op verscheidene manieren, •f hem ontnomen, •f van hem vervreemd had; zie boven, Job 1, Job 2, en Job 19:13,14,15, enz.

Job 19.13,14,15

Job 20:4

8) [God]

Vergelijk boven, Job 3:20. Alzo onder, Job 20:23, waar het woord God ook ingevoegd is.

Job 3.20 20.23

Habakkuk 2:1

1) stond op mijne

Dat is bij gelijkenis, als van een soldaat of wachter, die op zijn post staat, gesproken, en is dit de zin: Ik heb met verlangen gewacht om te vernemen wat het God den Heere believen zou mij te openbaren en te antwoorden op mijn voorgaande klacht,zie Hab. 1:

2) Hij

Te weten de Heere.

3) in mij

Of, door mij, gelijk 2 Sam. 23:2. Dat is, wat mij de Heere openbaren zou.

2Sa 23.2

4) spreken zou,

Dat is, wat Hij mij door een inwendige openbaring zou te kennen geven en bevelen; verg Hos. 1:2.

Ho 1.2

5) wat ik

Te weten wat ik het volk Gods antwoorden zou op de klacht, die ik in zijn naam gedaan heb, Hab. 1:2, enz., waar de profeet als in twist komt met den Heere, klagende over zijn regering, overmits het den vromen zo kwalijk gaande was, en den goddelozen zo wel.

Hab 1.2

1 Corinthians 1:8

17) bevestigen

Of, versterken; namelijk in het geloof en begonnen goed, dat alrede in u is.

18) onstraffelijk

Dat is eigenlijk, die niemand zal kunnen beschuldigen; Rom. 1,33.

19) in den dag

Dat is, in den uitersten dag, wanneer Christus zal verschijnen om te oordelen en om de Zijnen volkomenlijk te verlossen; Rom. 2:16; Ef. 4:30.

Ro 2.16 Eph 4.30

Hebrews 3:16

39) doch niet allen,

Namelijk gelijk Jozua, Kaleb, vele Levieten en anderen; hetwelk de apostel daarbij voegt, om te tonen dat God altijd ook Zijn overblijfsel onder het volk heeft behouden, en derhalve onder hen ook behouden zal, niettegenstaande de verharding van velen.

Copyright information for DutKant