Numbers 24:17

26) zal

Anders, ik zie hem, of, het.

27) hem zien,

Dit is een profetie op Christus, den toekomenden Messias, waarvan David een voorbeeld geweest is.

28) nu niet;

Dat is, nog niet.

29) ster voortgaan uit Jakob,

Door de woorden ster en scepter, verstaat Bileam het heerlijke koninkrijk van het volk Gods, hetwelk ten dele wereldlijk in David, maar voornamelijk in het geestelijke koninkrijk onzes HEEREN Jezus Christus vervuld is. Zie Openb. 22:16.

Re 22.16

30) scepter uit Isra‰l opkomen;

Hebreeuws, hoeken, zijden; dat is, de grenzen. Zie de vervulling dezer profetie 2 Sam. 8;2. Doch voornamelijk is dit vervuld door de roeping der heidenen door de apostelen. Sommigen verstaan door de hoeken of palen de vorsten des lands.

31) kinderen van Seth

Dat is, alle andere volken, uit welke de HEERE Christus zijn kerk vergaderen zou; want de nakomelingen van Ka‹n zijn in den zondvloed omgekomen.

32) verstoren.

Eigenlijk, ontwallen, ontmuren.

Jeremiah 23:5

8) rechtvaardige

Zijnde zonder zonden, onbevlekt, heilig en rechtvaardig, ja onze gerechtigheid, geljk volgt, die God in Hem voor ons overvloediglijk heeft als doen groenen en bloeien.

9) Spruit

Of, spruitsel, uitspruitsel, scheut; namelijk, den Messias, onzen Heere Jezus Christus, welke, zijnde Gods eeuwige en eniggeboren Zoon, in de volheid des tijds, door de wonderbare en onbegrijpelijke werking van den Heiligen Geest, onzen natuur heeft aangenomen, voortspruitende uit Maria [die van den huize Davids was] gelijk een nieuw uitspruitsel uit een stam, stomp, of stronk, die vergaan en verstorven scheen te zijn. Vergelijk Jes. 4:2, en Jes. 11:1, en zie onder Jer. 33:15,16; Zach. 3:8, en Zach. 6:12; Hebr. 7:14, alwaar een Grieks woord gebruikt wordt, dat wel eigenlijk en meest past op het opgaan, oprijzen en opschieten der zon, maar van de Griekse overzetters hier en elders gebruikt is tot vertaling van dit woord spruit, gelijk het ook van den Evangelist Lukas gehouden is, Luk. 1:78, waar Zacharia den Heere Christus noemt den opgang uit de hoogte; alzo gebruiken wij ook dit woord opgaan, opkomen, rijzen, niet alleen van de zon en sterren, maar ook van kruiden en gewassen, waarop het Hebreeuwse woord tsemach, spruit, of uitspruitsel eigenlijk ziet; hoewel het Griekse woord Luk. 1:78, daar schijnt te zien op den opgang der zon in het oosten, gelijk enigen afnemen uit Luk. 1:79 aldaar.

Isa 4.2 11.1 Jer 33.15,16 Zec 3.8 6.12 Heb 7.14 Lu 1.78,78,79

10) Koning zijnde regeren,

Dezelfde manier van spreken is onder Jer. 37:1. Zie de aantekening aldaar, en vergelijk Hos. 3:4,5.

Jer 37.1 Ho 3.4,5

11) recht en gerechtigheid doen

Als een Koning en rechtvaardig Rechter der ganse wereld, verdoende de goddelozen en behoudende de zijnen. Zie 1 Kon. 10:9.

1Ki 10.9

Zechariah 3:8

34) uw vrienden,

Dat is, uwe metgezellen, de priesters, onder uw opzicht staande. Of in het algemeen, de vromen die het met u houden.

35) een wonderteken;

Of, een wonder. Hebr. mannen des wonders. Enigen verstaan dit alzo, dat zij voor een wonder bij de boze mensen gehouden werden, overmits zij des Heeren woord hoorden; zie Jes. 8:18. Doch sommigen verstaan dat zij voor een wonder werden aangezien, overmits zij zo wonderbaar uit de Babylonische gevangenschap verlost en in hun land wedergebracht waren, zijnde hetzelve een teken van de verlossing door Christus; zie Ps. 71:7.

Isa 8.18 Ps 71.7

36) Ik zal

Te weten, de Vader; wiens woorden hier de Heere Christus herhaalt; zie Zach. 3:6.

Zec 3.6

37) Mijn Knecht,

Dat is, Christus; zie Jes. 42:1, en Jes. 52:13. De zin is: Dezen zal Ik in de wereld doen verschijnen in de volheid des tijds, en Hij zal mijn wil doen, gelijk een getrouwe knecht den wil en het bevel van zijn heer doet.

Isa 42.1 52.13

38) de SPRUITE,

Te weten, den Messias, die een Spruit is uit den stam van Isa‹. Zie Jer. 23:5, en Jer. 33:15, en Zach. 6:12. Enigen houden het Hebr. woord Zemach in den tekst.

Jer 23.5 33.15 Zec 6.12

Zechariah 6:12

25) Ziet,

Of, zie, daar zal een man zijn, of komen.

26) een Man, Wiens naam is

Te weten, Christus, war God en waar mens, wiens voorbeeld gij zijt.

27) SPRUITE,

Zie Zach. 3:8.

Zec 3.8

28) uit Zijn plaats spruiten,

Te weten, uit Bethlehem, uit den stam of wortel Davids, wien hij beloofd was; verg. Jes. 11:1, enz.; Micha 4:1.

Isa 11.1 Mic 4.1

29) des HEEREN tempel bouwen.

Dat is, de gemeente der gelovigen, te weten door de predikatie van het heilig Evangelie.

Malachi 4:2

3) de Zon der gerechtigheid opgaan,

Alzo wordt Christus Jezus genoemd, omdat Hij de verstanden door zijn Woord en Geest verlicht, en de harten de gelovigen verkwikt door vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid. Verg. Jes. 60:1,19; Dan. 9:24, en Luk. 1:78,79.

Isa 60.1,19 Da 9.24 Lu 1.78,79

4) genezing zijn

Te weten, der verslagenen gemoederen, die hunne zonden gevoelen.

5) Zijn vleugelen;

Te weten, de Zon der gerechtigheid, welke is Jezus Christus.

6) uitgaan,

Te weten, op een vette weide. Anderen verstaan dit van het uitgaan uit de gevangenis der zonden en van de dienstbaarheid des duivels, om God te dienen in heiligheid en gerechtigheid. Zie Joh. 8:36; 2 Cor. 3:17.

Joh 8.36 2Co 3.17

7) toenemen,

Aan tijdelijken en geestelijken welstand, door den zegen des Heeren.

Luke 1:79

77) verschijnen dengenen,

Of, verlichten.

Copyright information for DutKant