Numbers 3:32

25) De overste

Deze was gesteld over de oversten der Levieten, en was de voornaamste naast den hogepriester, die in tijd van nood zijn plaats bewaarde. Zie 1 Kon. 4:4; zijnde hierom genaamd de tweede priester; 2 Kon. 25:18.

1Ki 4.4 2Ki 25.18

26) der oversten van Levi

Van dezen waren er drie, uit elk geslacht van Levi een: namelijk, Eljasaf, uit het geslacht van Gerson, boven, Num. 3:24, en Elisafan uit het geslacht van Kohath, Num. 3:30, en Zuri‰l, uit het geslacht van Merari, Num. 3:35.

Nu 3.24,30,35

27) [zijn] opzicht

Namelijk, van Eleazar, die de overste der oversten van de Levieten was. Anders, dit is het ambt dergenen, die de wacht des heiligdoms waarnemen; houdende deze woorden een besluit te zijn van het verhaal des ambts der Kohathieten.

28) die de wacht des heiligdoms

Dat is, die in den godsdienst enig ambt of last hebben.

2 Kings 23:4

11) tweede ordening,

Deze priesters zijn onder den overpriester de voornaamste geweest.

12) dorpelbewaarders,

Te weten, van den tempel des Heeren. Alzo boven, 2 Kon. 22:4. Zie de aantekening.

2Ki 22.4

13) Kidron,

Zie 1 Kon. 2:37.

1Ki 2.37

14) Beth-el dragen.

Een der steden, waar Jerobeam een gouden kalf had opgericht, 1 Kon. 12:29, en daardoor een poel van afgoderij; uit welke oorzaak zij Bethaven, dat is, een huis der boosheid, genoemd wordt, Hos. 4:15, en Hos. 10:5, en hier van Josia smadelijk onteerd wordt met de as der verbrande afgodische vaten daar uit te werpen.

1Ki 12.29 Ho 4.15 10.5
Copyright information for DutKant