‏ Numbers 30:4-5

9) zal horen,

Dat is, of openlijk inwilligen, of door stilzwijgen toelaten, want [gelijk men zegt] wie zwijgt, schijnt te consenteren of toe te stemmen.

10) al haar geloften bestaan,

Dat is, zij zal moeten, al wat zij den HEERE beloofd heeft, zonder nalaten volbrengen.

11) den dage als hij het hoort,

Versta hieruit twee dingen:

I. Dat de vader, vernomen hebbende de geloften zijner dochter, zich niet lang mocht bedenken van die in te willigen of af te zeggen;

II. Dat de dochter, zo haast haar vader haar geloften afgesproken had, noodzakelijk van dezelve moest afstand doen. Vergelijk onder, Num. 30:7,8.

Nu 30.7,8

12) zal het haar vergeven;

Te weten:

I. Dat zij zo onvoorzichtiglijk een gelofte gedaan had, zonder haar vader te kennen;

II. Dat zij gedwongen was haar gelofte na te laten. Alzo onder, Num. 30:8.

Nu 30.8

‏ Luke 2:37

46) niet week uit den tempel,

Dat is, was gedurig of dagelijks in den tempel.

‏ 1 Corinthians 7:25-28

46) geen bevel des

Of, ordinantie; dat is, geen uitgedrukt bevel Gods of van Christus; namelijk dat iemand zou moeten maagd blijven. Waaruit blijkt dat de woorden van Christus, Matth. 19:12, die dit vatten kan, vatte het, geen gebod, maar alleen ene toelating is.

Mt 19.12

47) zeg [mijn]

Gr. geve.

48) getrouw te zijn.

Namelijk in mijne leer en bediening, en derhalve ook in hetgeen ik hier verklaar. Zie 1 Cor. 7:40, en 1 Cor. 4:1,2. Of, geloofwaardig te zijn.

1Co 7.40 4.1,2
49) goed te zijn

Dat is, oorbaar en dienstig, gelijk 1 Cor. 7:1,8.

1Co 7.1,8

50) aanstaanden nood,

Of, tegenwoordigen nood; namelijk der gemeente van Christus, die nu in gedurige vervolging, zwarigheid en ballingschap is. Zie dergelijke wijze van spreken 2 Cor. 6:4, en 1 Thess. 3:7, welke noden beter en lichter kunnen uitgestaan worden van de ongetrouwden dan van de getrouwden, die met huisgezin en kinderen belast zijn.

2Co 6.4 1Th 3.7

51) alzo te zijn.

Dat is, ongetrouwd. Waarbij ook altijd verstaan wordt de voorwaarde hiervoren in 1 Cor. 7:8,9 gesteld, gelijk ook hierna in 1 Cor. 7:35,36 van de gave der onthouding.

1Co 7.8,9,35,36
52) zoek gene

Namelijk zelfs niet om den aanstaanden nood, gelijk iemand zijn vorige woorden had kunnen misduiden.

53) verdrukking hebben

Dat is, zwarigheden, ongenoegen en vele zorgen.

54) in het vlees;

Dat is, naar den uitwendigen mens, of naar het tegenwoordig leven. En dit zegt hij voor degenen, die zichzelven niet dan gemak en vermaak in het huwelijk inbeelden.

55) en ik spaar

Dat is, ik wilde wel dat gij van zulke bekommernissen en zwarigheden, als het huwelijk medebrengt, vrij waart, gelijk hierna 1 Cor. 7:32, en vervolgens nader wordt verklaard, namelijk om den Heere te vrijer te kunnen dienen.

1Co 7.32
Copyright information for DutKant