Numbers 31:7-8

8) koningen der Midianieten,

Welke leenmannen of vazallen van den koning Sihon, eer hij door Mozes uitgeroeid werd, geweest zijn, Joz. 13:21, maar daarna zich als koningen gehouden hebben. Zie boven, Num. 25:15.

Jos 13.21 Nu 25.15

9) Zur,

Hebreeuws, Tsur.

10) Bileam,

Hebreeuws, Bilam, te weten, daar hij op den weg was om weder te keren naar zijn landschap Mesopotami‰. Zie boven, Num. 24:25.

Nu 24.25

Deuteronomy 2:33

Deuteronomy 3:3

1) niemand lieten overblijven.

Hebreeuws, geen overblijfsel, of, overgeblevene.

Judges 5:11

24) Van het gedruis

Anders, vanwege.

25) schutters,

Dat is, krijgslieden, die met gedruis aankwamen om de waterscheppers te storen en overlast aan te doen, met plunderen, roven en anderszins.

26) spreekt aldaar te zamen

Het Hebreeuwse woord wordt ook gevonden onder, Richt. 11:40.

Jud 11.40

27) gerechtigheid des HEEREN,

Dat is, de rechtvaardige daden des Heeren, door welke Hij zijn volk gewroken en van des vijands overlast bevrijd heeft. Vergelijk 1 Sam. 12:7; Micha 6:5, met de aantekeningen.

1Sa 12.7 Mic 6.5

28) gerechtigheden,

Hebreeuws, gerechtigheden zijns dorps; dat is, bewezen aan de dorpen of landlieden. Vergelijk boven, Richt. 5:6.

Jud 5.6

29) ging des HEEREN volk af

Zij mochten weder vrijelijk of onbeschroomd de poorten uit en ingaan.

1 Samuel 12:7

10) gerechtigheden des HEEREN,

Versta door dit woord zowel beloften en weldaden, als bedreigingen en straffen. Hij wil het volk te kennen geven dat de Heere in al zijne werken zich betoond had te zijn een rechtvaardig God, zowel in het geven zijner weldaden als wanneer Hij hen gestraft heeft, toen zij van Hem zijn afgevallen. Vergelijk Richt. 5:11; Micha 6:5 met de aantekeningen.

Jud 5.11 Mic 6.5

Daniel 9:16

41) naar al uw gerechtigheden,

De zin is: Heere, dat Gij uwe dreigementen hebt waar gemaakt, ons verlatende en onzen vijanden sterkte tegen ons gevende, enz., dat is alles geschied naar uwe gerechtigheid, want wij hebben het met onze zonden duizendmaal over verdiend; maar, Heere, vergeet ook dat deel uwer gerechtigheid niet, waardoor Gij allen boetvaardigen houdt hetgeen Gij hun uit genade beloofd hebt. Gelijk God maar ‚‚n is, alzo is er ook maar ‚‚ne gerechtigheid of rechtvaardigheid in God, maar er zijn velerlei betoningen derzelve, en onder anderen betoont Hij dezelve, wanneer Hij den boetvaardigen houdt hetgeen Hij hun uit genade beloofd heeft. Vergelijk Neh. 1:8,9, en Neh. 9:8; Ps. 51:16.

Ne 1.8,9 9.8 Ps 51.14

42) laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid

Dat is, laat toch ophouden die zware straffen, die Gij rechtvaardiglijk over Jeruzalem en het ganse Joodse volk hebt uitgestort om hunne zonden te straffen. Zie Micha 7:9; Openb. 15:7. Anders: uw toorn en uwe grimmigheid wende zich af van, enz.

Mic 7.9 Re 15.7

43) Uw stad Jeruzalem,

Alsof hij zeide: Dit is uwe stad, die Gij u verkoren hebt uit al de steden van den gansen aardbodem, wend derhalve uw toorn van haar af.

44) Uw heiligen berg;

Hebreeuws, den berg uwe heiligheid. Zie Ps. 2:6.

Ps 2.6

45) bij allen,

Hebreeuws, bij al onze rondommigheden; dat is, bij allen die rondom ons gelegen zijn. Vergelijk Klaagl. 1:8, enz., en Klaagl. 2:15,16, en Klaagl. 3:14, en Ps. 44:14,15,16,17, en Ps. 79:4, en Ps. 89:42,51.

La 1.8 2.15,16 3.14 Ps 44.13,14,15,16 79.4 89.41,50
Copyright information for DutKant