Numbers 32:33-34

34) bouwden Dibon, en Ataroth, en Aroer,

Dat is, zij verbouwden, zij bouwden weder op; alzo in het volgende. Al deze plaatsen waren gelegen aan de oostzijde van de Jordaan, tussen de rivier Arnon en de Jordaan.

Deuteronomy 3:12

Deuteronomy 3:16

21) het midden van de beek

Dat is, tussen de beek, enz.

Judges 11:23-24

35) hunlieder erfgenaam zijn?

Hebreeuws, zoudt gij hem erven? Hem, namelijk, den Amoriet; dat is, het land der Amorieten; alsook in Richt. 11:24, Deut. 9:1, en elders dikwijls. Jeftha wil zeggen dat dit is tegen recht en billijkheid.

Jud 11.24 De 9.1
36) Kamos

Een afgod der Moabieten, en [gelijk hier blijkt] der Ammonieten. Zie Num. 21:29; 1 Kon. 11:7; Jer. 48:7,13,46.

Nu 21.29 1Ki 11.7 Jer 48.7,13,46

37) wij al dengene erven,

Met recht, alzo onze God de enige ware God is, wien alles toekomt.

Jeremiah 49:2

7) Rabba der kinderen Ammons

De hoofdstad der Ammonieten. Zie 2 Sam. 11:1, en 2 Sam. 12:29,30,31; idem Amos 1:14.

2Sa 11.1 12.29,30,31 Am 1.14

8) krijgsgeschrei zal doen horen,

Versta, een veldgeschrei van krijgslieden, of een trompetten- of bazuinengeklank.

9) woesten hoop worden,

Hebreeuws, hoop der verwoesting; dat is, Rabba zal overhoop liggen als een steenhoop; vergelijk Deut. 13:16.

De 13.16

10) onderhorige plaatsen

Hebreeuws, dochters; dat is, de kleine steden en dorpen, die onder haar behoren of sorteren. Zie 2 Kon. 19:21.

2Ki 19.21

11) erven degenen,

Zie op Jer. 49:1. Maar dewijl men nergens leest dat de tien weggevoerde stammen weder in hun tijdelijk bezit gebracht zijn [hoewel enige burgers van de stammen met Juda zijn wedergekeerd] moet dit geestelijk verstaan worden alzo, dat God wel vooreerst het recht der erfenis, dat Hij zijn volk gegeven had, tegen de Ammonieten, als onrechtvaardige bezitters, heeft uitgevoerd, dezen uit zijn volks land verdrijvende, en Isra‰l daardoor voor den rechten erfgenaam van dien verklarende; maar daarna zijn rechte Isra‰l tot hun volkomen bezit gebracht, in hun hoofd, den Messias, wiens koninkrijk Hij alle volken heeft onderworpen, en zijne gelovigen hem tot broeders en mede‰rfgenamen gegeven. Zie Ps. 2:8; Rom. 8:17, enz., en Openb. 11:15, en vergelijk Jes. 11:14; Ezech. 25:14, met de aantekening.

Jer 49.1 Ps 2.8 Ro 8.17 Re 11.15 Isa 11.14 Eze 25.14
Copyright information for DutKant