Numbers 6:25-26

35) doe Zijn aangezicht over u lichten,

Het aangezicht Gods betekent zijn voorzienigheid en tegenwoordigheid, om te straffen of te zegenen. Van het aangezicht der straf, of wraak, zie Lev. 17:10; Ps. 34:17, en Ps. 51:11. Van het aangezicht der gunst en zegening is hier gesproken, als ook 2 Kron. 30:9; Ps. 13:2, enz. God wordt gezegd zijn aangezicht te doen lichten, als Hij zijn genade, zegen en weldadigheid dadelijk bewijst, Ps. 31:17, en Ps. 80:4,8,20, en Ps. 119:135, en Dan. 9:17.

Le 17.10 Ps 34.16 51.9 2Ch 30.9 Ps 13.1 31.16 80.3,7,19 Ps 119.135 Da 9.17
36) verheffe Zijn aangezicht over u,

Dat is, hebbe geduriglijk de ogen zijner genadige voorzienigheid over u, om uw ingang en uitgang te bewaren, tot uw best, hetwelk God niet doet wanneer Hij gezegd wordt zijn aangezicht te verbergen, of af te keren; Deut. 32:20; Ezech. 7:22.

De 32.20 Eze 7.22

37) geve u

Hebreeuws, zette; dat is, voege u vrede toe of geve u vrede.

38) vrede!

Zie Gen. 37:14.

Ge 37.14

Psalms 16:11

28) pad

Mij in dit leven geleidende en daarna opwekkende uit de doden, en voerende in de heerlijkheid des eeuwigen leven.

29) der vreugde

Of, blijdschappen, in het getal van velen.

30) aangezicht;

Verg. Ps. 4:7, en Ps. 17:15, en zie 1 Joh. 3:2.

Ps 4.6 17.15 1Jo 3.2

31) rechterhand

Met welke Gij die uwen kinderen geeft en uitdeelt. Verg. Spreuk. 3:16. Anders, bij uwe rechterhand; waar Ik Christus zal zitten, als Ik ten hemel zal zijn opgevaren, en waar David en alle uitverkorenen zullen gesteld worden; Matth. 25:33.

Pr 3.16 Mt 25.33
Copyright information for DutKant