Numbers 6:26

36) verheffe Zijn aangezicht over u,

Dat is, hebbe geduriglijk de ogen zijner genadige voorzienigheid over u, om uw ingang en uitgang te bewaren, tot uw best, hetwelk God niet doet wanneer Hij gezegd wordt zijn aangezicht te verbergen, of af te keren; Deut. 32:20; Ezech. 7:22.

De 32.20 Eze 7.22

37) geve u

Hebreeuws, zette; dat is, voege u vrede toe of geve u vrede.

38) vrede!

Zie Gen. 37:14.

Ge 37.14

1 Samuel 25:6

7) welvarende:

Hebreeuws, levenden; dat is, die vrolijk of voorspoediglijk leeft. Vergelijk de gelukwensing aan de koningen gebruikelijk: De koning leve, 1 Sam. 10:24, enz.

1Sa 10.24

8) Vrede zij u,

Hebreeuws, gij vrede; dat is, u zij vrede, gelijk 2 Sam. 17:3, en 1 Sam. 20:9.

2Sa 17.3 1Sa 20.9

Job 5:24

44) bevinden,

Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen, Gen. 3:7, en Gen. 8:11; Num. 14:34, alzo in Job 5:25.

Ge 3.7 8.11 Nu 14.34 Job 5.25

45) tent

Dat is, huis, of woning, gelijk het volgende woord uitwijst; alzo onder, Job 8:22, en Job 11:14, enz. Zie ook 2 Kon. 13:5.

Job 8.22 11.14 2Ki 13.5

46) vrede is,

Dat is, voorspoed en welstand. Zie Gen. 37:14.

Ge 37.14

47) verzorgen,

Hebreeuws, bezoeken; dat is voorzien, gadeslaan en acht daarop geven, volbrengende uw schuldigen plicht jegens uw huisgezin. Alzo wordt God gezegd te bezoeken zijn volk; Ruth 1:6, als Hij het spijs heeft gegeven; den mens, Ps. 8:5, als Hij zorg voor hem draagt; zijn wijnstok, Ps. 80:15, als Hij hem beschermt tegen de vijanden. Vergelijk Gen. 21:1.

Ru 1.6 Ps 8.4 80.14 Ge 21.1

48) zult niet feilen.

Dat is, doende uw schuldigen plicht. In het voorstaan en verzorgen van uw huis, zult gij geen fout hebben, aangezien de Heere al uw doen wel zal laten gelukken. Het Hebreeuwse woord chata wordt ook voor feilen, of missen genomen, Richt. 20:16. Zie de aantekening aldaar.

Jud 20.16

Isaiah 48:22

69) de goddelozen

Dat is, de ongelovigen, de afgodendienaars, zij zijn dan Babyloni‰rs of Joden.

70) geen vrede,

Dat is, geen welvaart, noch naar de ziel, noch naar het lichaam. Zie boven Jes. 48:18, en onder Jes. 57:21.

Isa 48.18 57.21

Luke 2:14

19) Ere [zij] God

Of, heerlijkheid.

20) vrede op aarde,

Namelijk met God, Rom. 5:1.

Ro 5.1

21) een welbehagen.

Dat is, het welbehagen Gods worde door hem aan de mensen vervuld, 2 Thess. 1:11. Anders, des welbehagens; dat is, in de mensen, die God naar zijn welbehagen heeft uitverkoren, Ef. 1:5.

2Th 1.11 Eph 1.5

John 14:27

54) Vrede laat Ik

Dat is, een ware en vaste gerustheid des gemoeds in God, ontstaande uit ene verzekerdheid van de vergeving uwer zonden.

55) Mijn vrede geef

Dat is, die Ik door mijn dood en opstanding u zal verwerven en toebrengen; Rom. 5:1.

Ro 5.1

56) ontroerd en zij

Namelijk over mijn weggaan.

Copyright information for DutKant