Numbers 6:3-7
2) drank zal hij niet drinken, Zie Lev. 10:9. Le 10.9 3) vochtigheid van druiven Of, sap. 4) wijnstok des wijns gemaakt is, Alzo Richt. 13:14; dat is, die wijndruiven draagt en wijn voortbrengt. Het tegendeel is een wijnstok, die dat niet doet; Hag. 2:20. Jud 13.14 Hag 2.19 5) basten toe. Of, pelletjes. 6) heilig zijn, Dat is, den Heere geheiligd en toegeigend. 7) lichaam eens doden niet gaan. Hebreeuws, ziel. Zie Lev. 19:28, en hieronder, Num. 6:11. Le 19.28 Nu 6.11 8) het Nazireerschap zijns Gods Dat is, het teken zijns nazirerschaps of afzondering; te weten, het lange haar, hetwelk hij, zolang zijn belofte duurde, moest ongeschoren laten. Vergelijk onder, Num. 6:9,19. Nu 6.9,19
Copyright information for
DutKant