Numbers 9:11

14) bittere saus

Hebreeuws, bitterheden.

15) dat eten.

Te weten, het pascha; dat is, voorbijgang. Zie ook deze manier van spreken Deut. 16:7; 2 Kron. 30:18; Joh. 18:28, en versta het paaslam, hetwelk een voorbijgang genoemd wordt, om de reden vermeld Lev. 23:5; dezelfde wijze van spreken is: het pascha slachten, Exod. 12:21; Deut. 16:2,6; het pascha koken; Deut. 16:7.

De 16.7 2Ch 30.18 Joh 18.28 Le 23.5 Ex 12.21 De 16.2,6,7

2 Chronicles 35:11

21) sprengden

Te weten, op het altaar. Zie boven, 2 Kron. 29:22.

2Ch 29.22

22) uit hunne handen,

Dat is, dat zij uit de hand der slachters namen; want het woord sprengen bevat hier in zich ook de betekenis van het woord nemen. Zie Gen. 12:15, en boven, 2 Kron. 30:16.

Ge 12.15 2Ch 30.16
Copyright information for DutKant