Obadiah 10
26) begaan aan uw broeder Jakob, Hebr. om, of vanwege het geweld van uwen broeder Jakob; dat is, hetwelk gij aan hem, [dat is, zijnen nakomelingen, uwen bloedverwanten] gepleegd hebt. Verg. de manier van spreken met Jer. 2:2; Hab. 2:8,17, en zie de aantekening aldaar, en wijders Ps. 137:7; Ezech. 25:12, en Ezech. 35:5. Jer 2.2 Hab 2.8,17 Ps 137.7 Eze 25.12 35.5 27) bedekken; Verg. Job 8:22 met de aantekening. Job 8.22 Jonah 2:8
21) de valse ijdelheden onderhouden Hebr. ijdelheden der valsheid, of der leugen, der nietigheid, vergeefsheid; dat is, die de afgoden in nood aanroepen en danken als hun goed is geschied; zie 2 Kon. 17:15; Ps. 31:7, en Ps. 62:11;Jer. 2:5, Jer. 2:11, met de aantekening. 2Ki 17.15 Ps 31.6 62.10 Jer 2.5,11 22) verlaten hunlieder weldadigheid Dat is, zij gedenken en behartigen de weldadigheid of goedertierenheid niet, die Gij hun bewezen hebt, maar schrijven het ondankbaar hunnen afgoden toe; of zij verlaten U, die hun weldoen en de enige ware God zijt; zie Ps. 59:11; Jer. 2:2, met de aantekening. Ps 59.10 Jer 2.2
Copyright information for
DutKant