Obadiah 13
37) gij, Wien het, als bloedverwant, niet betaamt te doen wat de vreemden en vijanden doen. 38) kwaad, Dat is, ellende, kwaad der straf. Zie Gen. 19:10. Ge 19.10 39) aan zijn heir, Jakobs heir, of vermogen, gelijk Obad. 1:11. Zij hebben ongetwijfeld beide gedaan, slaande hunne handen aan hunne personen, gelijk volgt, en aan hunne goederen; verg. Gen. 37:22 met de aantekening aldaar. Ob 1.11 Ge 37.22Obadiah 20
62) gevankelijk weggevoerden Hebr. gevankelijke wegvoering, vervoering, ballingschap, gelijk dikwijls. Alzo in het volgende; dat is, dit weggevoerde heir. 63) heir der kinderen Israels, Gelijk boven Obad. 1:11,13. Ob 1.11,13 64) hetgeen Versta, zullen erfelijk bezitten hetgeen, enz. 65) Kana„nieten was, Der afgodische en vijandelijke volken. 66) Zarfath toe; Zie 1 Kon. 17:9. 1Ki 17.9 67) hetgeen Versta, zullen bezitten, hetgeen enz. Anders: die in Sefarad [zijn] zullen de steden, enz. 68) Sefarad is, Wat door Sefarad te verstaan is, daarvan is verscheiden gevoelen, enz.
Copyright information for
DutKant