Philippians 2:17

66) ik ook

Namelijk mijn bloed vergietende om des Evangelies wil.

67) tot een drankoffer

Het Griekse woord betekent zo geofferd te worden, gelijk in het Oude Testament, benevens het offer van meel, ook wijn tot drankoffer opgeofferd werd. De apostel ziet hier op het storten zijns bloeds; want het bloed der martelaren is den Heere een aangename offerande; Ps. 116:15.

Ps 116.15

68) over de offerande

Dat is, omdat ik u door de predikatie des Evangelies Gods gelijk als opgeofferd en toegeheiligd heb, en daarmede u gediend heb, om tot het geloof te brengen, waarin gij door mijnen dood zult bevestigd worden.

69) bediening

Grieks Leitourgia. Zie van dit woord Rom. 15:16; 2 Cor. 9:12; Hebr. 8:2,6.

Ro 15.16 2Co 9.12 Heb 8.2,6

Colossians 3:5

10) Doodt dan

Namelijk meer en meer; want hij heeft tevoren gezegd, dat zij alrede gestorven waren, Col. 3:3, namelijk, ten aanzien van de heersende macht der zonde, hoewel de overblijfselen daarvan allengskens meer en meer moesten teniet gedaan worden; Rom. 6:12, enz.

Col 3.3 Ro 6.12

11) uw leden

Dat is, de kwade bewegingen, die nog in uwe leden zijn, of, die als leden zijn van dit lichaam der zonde, gelijk hij tevoren heeft gesproken, Col. 2:11; want gelijk de mens door de leden zijns lichaams zijns werkingen uitvoert, alzo werpt ook deze verdorvenheid in den mens door hare verscheidene begeerten, hare lusten uit, tenzij die door Gods Geest van ons wederstaan en gedood worden. Zie Rom. 8:13,14.

Col 2.11 Ro 8.13,14

12) die op de aarde zijn,

Alzo noemt de apostel de kwade begeerten, omdat zij den mens altijd tot aardse dingen bewegen, namelijk tot begeerlijkheid des vleses, begeerlijkheid der ogen en hovaardij des levens, 1 Joh. 2:16; waarvan wij in den hemel gans vrij zullen zijn; Openb. 21:27.

1Jo 2.16 Re 21.27

13) onreinigheid,

Daardoor worden de andere soorten van onkuisheid verstaan, als overspel en dergelijke besmettingen des vleses.

14) [schandelijke]

Het Griekse woord Pathos betekent zulke beweging, waardoor iemand ontucht lijdt, ook zelfs die tegen de natuur is, gelijk Paulus daarvan breder handelt Rom. 1:26, enz.

Ro 1.26

15) afgodendienst;

De reden, waarom de gierigheid afgodendienst genaamd wordt, zie in de aantekening op Ef. 5:5; Openb. 22:15.

Eph 5.5 Re 22.15

Hebrews 13:15-16

31) door Hem altijd

Namelijk Jezus Christus; dat is, steunende door het geloof op Hem, op Zijn verdienste en voorbidding. Zie 1 Petr. 2:5, en 1 Joh. 2:1.

1Pe 2.5 1Jo 2.1

32) vrucht der lippen,

Dat is, niet gelijk de Isra‰lieten uit de eerstelingen of vruchten der aarde, maar de vrucht onzer lippen, welke Hosea, Hos. 14:3, noemt de kalven der lippen; dat is, dankzegging voor de verworvene weldaden.

Ho 14.2

33) belijden.

Dat is, loven en danken, gelijk Matth. 11:25; Rom. 14:11.

Mt 11.25 Ro 14.11
34) zodanige offeranden

Namelijk der dankbaarheid. Want Christus is alleen de offerande onzer verzoening met God, gelijk de apostel meermalen heeft betuigd. Zie hiervoor Hebr. 9:25,26,27,28, en Hebr. 10:14,18.

Heb 9.25,26,27,28 10.14,18

35) heeft God een welbehagen.

Namelijk in Christus Jezus, gelijk hierna Hebr. 13:21 wordt uitgedrukt. Gelijk dan de gehoorzaamheid van een kind, al verdient het niets bij zijn vader en van een onderdaan aan zijn overheid, toch aangenaam is, zo is onze weldadigheid ook Gode in Christus behagelijk en aangenaam, al kunnen wij daarover van geen verdienste voor Hem roemen. Zie Luk. 17:10; Rom. 11:35.

Heb 13.21 Lu 17.10 Ro 11.35

1 Peter 2:9

23) gij zijt

Namelijk die Christus met waar geloof hebt aangenomen.

24) een uitverkoren

Dat is, u komen al deze voorrechten en eretitels metterdaad toe, die het ganse volk van Isra‰l doorgaans en inzonderheid Exod. 19:5,6; Deut. 26:18,19, ten opzichte van het uiterlijk verbond worden gegeven; zie ook Mal. 3:16,17, Rom. 9:8.

Ex 19.5,6 De 26.18,19 Mal 3.16,17 Ro 9.8

25) een koninklijk priesterdom,

Dat is, koningen en priesters, gelijk Johannes spreekt Openb. 1:6. Mozes zegt Exod. 19:6, een priesterlijk koninkrijk. Doch de apostel volgt de Griekse overzetting, dewijl het ‚‚n zin heeft.

Re 1.6 Ex 19.6

26) een verkregen volk;

Grieks een volk tot verkrijging; dat is, dat God Zichzelf door Zijn bloed tot een eigendom heeft verkregen; Hand. 20:28.

Ac 20.28

27) de deugden Desgenen,

Dat is, de eigenschappen, namelijk de wijsheid, mogendheid, rechtvaardigheid, genade en barmhartigheid van God.

28) uit de duisternis

Namelijk van de onwetendheid en natuurlijke boosheid.

29) wonderbaar licht;

Dat is, tot heiligheid en ware kennis van God. Zie Hand. 26:18.

Ac 26.18

Revelation of John 1:6

16) tot koningen

Namelijk om geestelijke heerschappij te voeren over de zonde en de wereld, en om geestelijke offeranden der dankbaarheid voor onze verlossing Gode toe te brengen. Zie 1 Petr. 2:5,9.

1Pe 2.5,9
Copyright information for DutKant